Uil de Pmclijfc. Ueehten op Ceram. (Uit eenige brieven van een officier van West-Ceram). Vu *En nu zaL ik eens een t>eeiJe over mezelf beginnen want u zult van mijn persoon zeker ook wei wat willen hooren Om te beginnen kan ik U meedeelen, dat ik weer geheel op de been ben en al weer eenige patrouilles heb mede gemaakt k ben er genadig afgekomen, want die Alfoer had de volle lading van zijn voorlader op mij gericht. En ais ik het heb over die volle lading, dan beteekent dat een hoop vuiligheid als looden kogels, stukken steen, ijzer e d. met een prop er voor en kruit er achter. Een kogeltje was raak, drie schamp schoten, en de rest mis. En toch lag ik van die eene kogel egen mijn ribben aan achterover op den grond, voor ik t wist Enfin, na een week liep ik alweer rond en na <r0ed drie weken was ik weer op patrouille. De kogel zit er nog en behoeft er gelukkig niet te worden uitgehaald. Ik ben due alleen wat in gewicht toegenomen. Verder bevalt 't me hier best, alleen is het terrein me zoo nu en dan wat te zwaar. Er zijn alleen bergen en dalen. Langs het strand zijn de eenige vlakke wegen te vinden, Veel eer te behalen is er ook niet, dus van Ceram zal ik wel nooit een kroontje of een M. W. O. op mijn borst gespeld zien. Een Altoer valt met aan, maar treedt op als sluipmoordenaar zoo noem ik t altijd. Hij ziet b.v vanaf 't een of andere 'punt een troepje soldaten aankomen langs een pad, links en rechts dichtbegroeid. Dan zoekt hij een mooi plekje uit op 10 pas of meer, al naar mate hij meer of minder brani is maakt een vorkje om opgelegd te schieten, maar zorgt tevens achter zich het struikgewas een beetje open te kappen, om bij 't vluchten alvast een kleinen voorsprong op de „kompania te hebben, want voor onze karabijnen is hij doodsbenauwd. En verder zorgt hij ervoor, dat hij met zijn rug aangeleund is aan een dichtbegroeid terrein. Als hij geschoten heeft, dan smeert ij hem als een haas, in den regel zonder verder iets van zich te laten hooren of zien. Zijn geweer kan hij zoo gauw niet herladen, is dus weerloos en moet wel vluchten. Zijn ze met z'n drieën of meer, dan vluchten ze na het 898

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 76