rie en artillerie, ook uit een technisch oogpunt, zal niet verzuimen alvorens de groepeering van zijn troepen vast te stellen er eens ernstig over na te denken, of hij in het belang van het welslagen van zijn onderneming wel het eenvoudige of minstens genomen mogelijke zal kunnen bereiken. Keeren wij thans tot ons voorbeeld terug, en veronderstellen wij, dat de infanterie er, dank zij den steun van de artillerie, in geslaagd is te naderen tot den afstand vanwaar zij op het geschikte oogen- blik den storm zal kunnen ondernemen. Moge in den tegenwoor- digen loopgravenoorlog het tijdstip, waarop gestormd zal worden, somtijds tot op de minuut worden vastgesteld, wij weten, dat zulks in den eigenlijken veldoorlog nimmer het geval zijn zal, en dat de storm aanvangt op een psychologisch moment, dat van te voren meestal zeer moeilijk is te onderkennen. Veelal z.al het zelfs moei lijk zijn uit te maken, van wien het initiatief tot den storm is uitgegaan; zij, die den storm aanvangen, zullen moeilijk kunnen zeg gen, hoe zij tot de overtuiging zijn gekomen, dat het juiste oogenblik voor den storm daar is. Kortom, zooals Hoogeboom en Pop ons reeds leerden, de storm is een spontane daad, die, eenmaal begonnen, weldra over de ge- heele linie wordt uitgestrekt. Als de infanterie stormt, rent zij in het vuur van haar eigen artillerie, zoo deze haar vuur niet staakt of verlegt. Het is dus van het grootste belang, dat dit vuur op het juiste oogenblik ge staakt wordt, maar van niet minder belang is het, dat het zoolang mogelijk wordt voortgezet. Een van die kritieke oogenblikken, waarover reeds zooveel gesproken en geschreven is. Indien men nu voor de verbinding zou gebruik maken van den tot nu toe gevolgden weg, zou men öf met de waarschuwing en de uitvoering daarvan te laat komen, zoodat de infanterie onder eigen artillerievuur kwam, öf de infanterie zou het psychologisch moment moeten laten voorbiigaan om te wachten, tot het artillerievuur zweeg of verlegd werd, om dat moment misschien nimmer te zien wederkeeren. De weg van de voorste linie, over den 8at. C., den verbindingsofficier naar de batterij is nu veel te lang. Hier moet dus een andere uitweg worden gevonden, die aan een goede uitvoering niet den minsten twijfel laat. Wij willen nu even het allerongunstigste geval loslaten, dat de artillerie in het geheel niets van het aanvalsterrein ziet, en wat dan toch inderdaad wel een uitzonderingsgeval zal zijn. 941

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 23