wordt gegeven, dat de seinontvanger de horizontale in de richting ziet wijzen, waarnaar het vuur moet worden verlegd Opzettelijk is echter het sein zoo gesteld, dat de seingever, die verreweg onder de moeilijkste omstandigheden verkeert, niet hoeft na te denken, in welke richting hij de vlag moet uitsteken Voor den seinontvanger is het makkelijk genoeg te onthouden, dat hij het uitsteken van de vlag moet beoordeelen gerekend naar het front van den seingever. De vraag rijst, of een verplaatsing van 50 M. zijdelings en KOM. voor de lengte als minimum voldoende moet worden geacht. Neemt men kleinere afstanden, dan moet meerdere keeren geseind worden om hetzelfde effect te bereiken. De artillerie schiet op vijande lijke infanterie als regel met geen kleinere afstandsverschillen dan 100 Mzoodat het sein voor de lengte voldoende kan worden geacht. Werischt men den afstand nauwkeuriger geregeld te hebben, dus tot op ons minimum van 50 Mdan sluit dit ook min of meer in zich, dat de infanterie het doel dichter moet na deren, dat nauwere grenzen noodig blijken om voldoend uit werking te verkrijgenhet ligt voor de hand, dat dit samengaat met een langzaam verloop van de nadering van de infanterie, zoodat men moet aannemen, dat er tijd is om de artillerie langs anderen weg berichten en bevelen te doen toekomen (zie o.a. het hiervoren gezegde omtrent lineaire schetsen enz.). Voor de regeling voor de breedte geldt ongeveer hetzelfde. Een batterij kan in maximum een frontbreedte bevuren van 200 M. (d.w z. met kans op uitwerking). Voor zulk een front of zelfs een smaller kan 50 M. wel voldoende worden geacht. Gemid deld zou het vuur dan 25 M. langs de vleugels kunnen vallen, wat niet onoverkomelijk is. Wordt grootere nauwkeurigheid verlangd, dus vuurconcentratie op een kleiner front of wel nauw keurige ligging van het vuur, dan zal men weer door afspraken en berichten het gewenschte effect moeten bereiken. In allen gevalle blijkt het wel, dat men niet eenvoudig kan vol staan met het leeren van de seinen, doch dat men het geheele samenspel terdege moet beoefenen, verschillende tactische voor beelden uitwerken en leeren, welke afspraken onder verschillende omstandigheden moeten worden gemaakt en wat men de artillerie behalve door middel van de seinen moet berichten. Verder is het voorloopig onverschillig of ae beste seinen zijn gevonden; de hoofdzaak is, dat men een stelsel heeft, dat voldoet de practijk zal moeten uitmaken, wat er aan verbeterd moet worden. 949

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 31