Op 400 M. zou met mijn wijze van strooien een trefferdichtheid
van ongeveer 5 a 6 patronen per meter verkregen worden, hetgeen
bij oef. 7 voor een doel van 12 M. (een strook) 60 a 70 patronen
zou eischen. Daar het voorschrift slechts 50 patronen voor deze
oefening geeft, zou dus bij de aangeleerde snelheid niet het geheele
doel onder vuur genomen kunnen worden, hetgeen, gezien het uiterst
gering verschil in deze, geen overwegend bezwaar kan opleveren
voor de methode. Bij de overige oefeningen is het toegestane aantal
patronen echter ruim voldoende voor de door mij aanbevolen
snelheid.
Aansluitend aan de idee van één aangeleerde snelheid voor alle
afstanden, kan ik dan ook de wijze van strooien, naar ik meen reeds
door de le Mitrailleur Compagnie toegepast en waarvan de bij
zonderheden mij door den len Luitenant P. A. Cox werden mede
gedeeld, warm aanbevelen. Deze methode berust in het kort hierop,
dat de trilling van het wapen, door het vuren veroorzaakt, wordt
benut voor een eventueel gewenschte beweging van de slede over
de glijbaan, waarbij een der handen eenigszins geklemd om het
breedte stelrad de snelheid tempert, terwijl de andere hand de eerste
stoot in de gewenschte richting bij den aanvang der serie geeft.
Daar de vuursnelheid van het wapen als constant mag worden
aangemerkt, sluit deze methode zich als het ware aan bij hetaan-
leeren van één snelheid van strooien.
(Ter voorkoming van misverstand wil ik hier even memoreeren,
dat het noemen van den naam van den Heer Cox geen andere
bedoeling heeft, dan om mee te deelen, dat ik de practische
wijze van toepassing van breedstrooien van Z.Wel. Ed. Gestr.
voor het eerst zag en leerde, en niet dat hij ook de wijze van
vuurverdeeling, zoo als door mij beschreven, zou moeten onder
schrijven).
Uit het bovenstaande moge blijken, dat ik dus een voorstander
ben van een wijze van opleiding, waarbij alle oefenigen van het
schoolschieten eerst met los beoefend worden. Daar het in de
garnizoenen per korps toegestaan aantal schietdagen over het
algemeen» met mondjesmaat is toegemeten, en bovendien bij de
mitrailleurcompagnieën ook de oefenigen met karabijn en pistool
hun aandeel eischen in de algemeene aandacht, zal het duidelijk
zijn, dat men met de richtoefeningen, en dus het schieten met
los, de schoolschietoefeningen ver vooruit kan zijn, daar het aantal
daarvoor uitgetrokken dagen belangrijk grooter kan zijn. Het
ligt dan ook niet in de bedoeling om den vooruitgang van de
960