richtoefeningen gelijken tred te doen houden met het schieten
met scherp, terwijl het schieten met scherp als het ware als het
proefwerk van den leerling moet worden beschouwt.
In den beginne, vooral bij de leerlingen, die voor het eerst met
scherp bij de compagnieën schieten, kan volgens mij wel geoor
loofd worden, dat de sectiecommandant een weinig hulp verleent
bij het in de richting brengen, zonder het echter g.00 ver te bren
gen, dat hij de oefening schiet en niet de leerling. Die hulp moet
zich echter alleen tot het volgende bepalen.
Zoodra de schutter oefening, tijd, mikpunt van den dag enz. ge
noemd heeft, herinnert de sectiecommandant hem eventueel aan
zijn fout, dan wel aan zijn neiging tot een zekere fout. Na het
„stuk gereed" van den schutter wordt de richting gecontroleerd
en worden eventueele afwijkingen, vooral in den beginne gepaard
met het positief noemen van de fout, aan den schutter bekend
gemaakt, terwijl hem dan ook nog een keer de gelegenheid gegeven
kan worden om zijn fout te corrigeeren. Daarna moet de onder
wijzer zich slechts bepalen tot de eenvoudige appreciatie „fout'
of „goed", zonder eenige andere bijvoeging, terwijl de schutter
ook nog een keer de gelegenheid gegeven mag worden om op
dat „fout" te reageeren, zooals hem dat goed dunkt.
Evenwel moet ook nimmer vergeten worden om ook na de serie
controle op het mikpunt uit te oefenen, om, natuurlijk voor het
aanwijzen, de gevolgen van dat eventueel veranderde mikpunt te
noemen. En zulks om iemand, die goed richtte, doch een fout
maakte bij het doordrukken en daardoor verkeerd uitliep, zijn
vertrouwen in zijn goede wijze van richten te doen behou
den, terwijl iemand, die slecht richtte en bovendien slecht door
drukte, maar toevallig goed uitliep, geen gelegenheid gegeven mag
worden, prat te gaan op zijn uitkomsten, om dan niettegen
staande zijn dubbele fout te kunnen denken en zeggen, dat
zijn wijze van richten nu niet zoo bijzonder slecht was, gezien de
resultaten.
Zoodra de schoolschietoefeningen met los, en de richtoefeningen
op oorlogsdoelen als bovenomschreven, zijn onderwezen, moeten
de richtoefeningen beoefend worden, waarvan wij de practijk zoo
noode in onze voorschriften missen. Ik bedoel het inschieten
en de scheefstrooioefeningen Teneinde bij het inschieten het
zoo lastige schatten van afstanden in de diepte en de daaraan
verbonden vizierverandering te vermijden, wordt het punt,
waar de bundel aanslaat, niet met vóór of achter, doch met
961