In I van de Inleiding van het voorschrift (een voorschrift voor geweer en karabijn) werd bepaald: „de K. (d.) ct. overtuigt zich nu en dan van de schietvaardigheid zijner onderhebbende officieren". En in 2 is voorgeschreven: „de officieren, de onderluitenants en de onderofficieren-instructeur moeten zelf ook naar de schijf schieten; de wijze, waarop zij zich zullen oefenen, wordt aan het oordeel van den C.(d.) ct. overgelaten". Alvorens hierop nader in te gaan, is het misschien dienstig eens in herinnering te brengen, hetgeen in Holland werd geconstateerd bij het houden van den officieren-vijfkamp. Deze vijfkamp heeftin Holland heel wat pennen in beweging gebracht een goed over zicht daarvan vindt men in de rubriek Nederl. Tijdschriften in het Orgaan der N. I. O. V. van Februari jl. Het zij mij veroorloofd een en ander uit die rubriek over te nemen. In Allen Weerbaar No. 36 in de eerste plaats een hoofdartikel „Naar aanleiding van den uitslag van den officieren-vijfkamp". Deze vijfkamp was uitgeschreven door het Nederlandsch Olympische Comité en daarbij bleek, dat het schieten van de officieren het zwakke punt was. Zooals uit een ander artikel in deze aflevering blijkt, waren de minimum eischen voor het geweer op 300 M., uit de vrije hand 5 schoten en 2 proefschoten op schoolschijf A: 32 punten; voor revolver: op25M in staande houding uit vrije hand 6 schoten, waarvan 3 links en 3 rechts op ringschijf voor revolver: 60 punten. Van de 26 deelnemers hebben slechts 4 aari-d£minimum-eischen op beide wapens voldaan; met het geweer schoten er 16, met de rovolver 12 te kort. In het hoofdartikel wordt de nadruk er op gelegd, dat onze officieren te weinig, ja bijna nooit, zelf schieten of een gevechtschietoefening met een sectie of een groep leiden. Volgens den zegsman van den schr. van het hoofdartikel ligt de oorzaak hiervan in de onvoldoende opleiding van den officier, waarbij de practisch-sportieve kant wel eens te veel in de verdrukking komt en hoog noodige zaken als schieten, zwemmen, handgranaatwerpen en zelfverdediging er bij inschieten. Dit is in hooge mate te betreuren, want, volgens vele berichten uit den tegenwoordigen oorlog, is het een eisch, dat de persoonlijke oefening van den man zoo hoog mogelijk wordt opgevoerd, hetgeen alleen mogelijk is, als de officier door zijn persoonlijk voorbeeld als instructeur goed kan optreden. Het hoofdartikel besluit met de beschrijving van een gevechtsschietoefening met een sectie al& voorbeeld, hoe men deze oefeningen moet leiden om de belangstel ling daarin levendig te houden. 976

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 58