dat deze vuurmonden ballistisch niets waard zijn. Een houwitser van L/17 is geen lange houwitser en een bergkanen L/13 is zóó kort, dat vuren met G.K. uitgesloten is. 14. De wersch, dat ons berggeschut het veldkanon zooveel mogelijk moet nabij komen (een uiterst verstandige wensch, zie conclusies uit den oorlog), kunnen wij in 't geheel niet laten varen, en is daaraan in 't geheel niet tegemoet gekomen door de door schrijver aangegeven organisatie en de verschillende daarin voorkomende geschutsoorten, aangezien nog altijd noch een z. n. lange houwit ser, noch een zware houwitser in staat is daar te komen, waar wij het bergkanon noodig hebben. 15. Blz. 892, midden. Nooit kan een houwitser de taak van een lang kanon zoo voldoende overnemen, dat men daarom het lange kanon zou kunnen missen. 16. Blz. 892 onderaan. Er is geen munt te slaan uit het hinken op twee gedachten. Er is in de aangehaalde woorden zeer duidelijk sprake ook van den bewegingsoorlog; ook daar kent men een vijandelijk front en zelfs verdedigende stellingen. 17. Blz. 893. Het ruime gebruik van autotractie mag voor ons een uitkomst zijn, het levert voor ons een even groot gevaar op. Het instelling brengen van veel artillerie met autotractie op onze meestal smalle wegen kan aanleiding geven tot een grenzenlooze verwarring. Dit vraagstuk is dan ook bij ons ondanks de enkele autotractiebatterijen nog een „terra incognita". Een organisatie daarop te baseeren zal ee uiterst ernstige en gedétailleerde studie eischen. 18 Blz. 893 en 894. De beschouwingen omtrent het in rust houden en in handen van den A. B. houden van artillerieorganisaties is terugschrijden op den weg, dien men in Europa bewandelt. Daar pleit men juist voor, het ten allen tijde onder de divisiën brengen van de zware artillerie. 19. Het vraagstuk van de 4 of 3-stukken batterij is al van alle kanten belicht. Het is wel merkwaardig dat geen enkel rijk in den oorlog overgegaan is tot de 3-stukkenbatterij, of liever daartoe een stem heeft doen opgaan (het was niet gewenscht tijdens den oorlog bestaande organisaties te veranderen). In Duitschland bepleit men wel den overgang tot de 4-stukkenbatterij, niet de verdubbeling tot de 3-stukkenbatterij, die voor de hand zou liggen. Het onder c genoemde motief is natuurlijk een schijnmotief het feit, dat men met de 4-stukkenbatterij grootere vuurkracht kan ontwikkelen, is op geenerlei wijze weg te redeneeren. 983

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 65