Ouerzic&t can Ilederlandsche militaire
tijdschriften,
Artilleristisch Tijdschrift, Juli 1918.
„De organisatie der artillerie van het veldleger" wordt behandeld
door den reserve-majoor de Josselin de Jong, die een beschouwing
wijdt aan vuurmondsoorten en kalibers en in het kort de verschillende
factoren nagaat, welke op de keuze van beiden invloed uitoefenen.
Schr. komt tot de conclusie, dat voor het veldleger wenschelijk
zijn lichte batterijen met een kanon van 7,5 cM, en een houwitser
van minstens 10.5 cMzware batterijen met een kanon van 10,5 cM
en een houwitser van 15 cM.; hiermede samengaande voor het vesting-
leger het kanon van 10.5 cM. en de houwitser van 15 cM. (met
bovendien een kanon van dit kaliber). Wordt het uit een moreel
oogpunt noodig geacht tot zwaarder kaliber over te gaan, dan zal
de keuze moeten zijn voor de lichte batterijen van het veldleger
een kanon van 7,5 cM. en een houwitser van 12 cM voor de zware
batterijen een kanon van 12 cM. en een houwitser van 15 tot 17,3 cM.,
daarnaast bij het vestingleger een kanon van 12 cM. en een houwit
ser van 15 tot 17 cM. (met bovendien een kanon van dat kaliber).
Dr. Wester, Ieeraar in de natuurwetenschappen aan de Hoogere
Ktijgschool, schrijft „Over oude en nieuwe ontploffingsmiddelen" en
laat daarin de springstoffen van af het zwarte buskruit tot de meest
moderne soorten de revue passeeren.
Kapitein Roelofsen geeft „Eenige opmerkingen betreffende oplei
ding en opvoeding van kader en manschappen", wel lezenswaard.
Ten slotte beschrijft luitenant-adjudant Gevers „Een hulpmiddel
tot het verkrijgen van de gegevens voor doelaanwijzing en eerste
richting ten behoeve van de bereden artillerie", een soort tangen-
tenboog, die ook veel doet denken aan de bij onze vesting-artillerie
in gebruik zijnde mica-plaat.
Marineblad 1918-1919: Tweede aflevering.
20 Juli 1918.
Van deze aflevering behoeven slechts enkele artikelen nadere
vermelding; onder anderen „De Kweekschool voor Inlandsche sche
pelingen", waarin F. de Boer, die reeds in een vorige aflevering
over dit onderwerp schreef, enkele verbeteringen in de behandeling
van de Menadoneesche leerlingen van die school vermeldt en er nog
eens den nadruk op legt, dat Javanen van dezelfde ontwikkeling en
capaciteiten als de Menadoneezen, dezelfde voorrechten als deze
moeten hebben.
989