op de hoogte van den toestand moeten blijven. Men zal hem dus min of meer omstandige berichten en bevelen moeten kunnen zenden. Verder zal de Bat.C. met het vuur der batterij moeten kunnen doen, v/at hij wil. Hiervoor is een snelle b'erichtoverbrenging noodig. We zagen echter, dat de B.C. de strook C D niet ziet. Hoe moeten beide commandanten het nu aanleggen, om toch op die strook, of een eenigszins andere, die de Bat.C. zal willen aangeven, te kunnen vuren Van een goed geregeld vuur op de strook C D kan alsnog geen sprake wezen. Inschieten is onmogelijk. Voorloopig is het vuur ook nog niet noodig, daar de infanterie nog niet gesteund behoeft te worden. Ware inschieten mogelijk geweest, dan zou de B. C. daar ver moedelijk mee begonnen zijn, tenzij dat men het artillerievuur ver rassend wilde openen. Ook is het mogelijk, dat op een hulpdoel kan worden ingeschoten, b.v. een ander deel van den rand A B. Laat ons echter aannemen, dat ook dit onmogelijk is. Dan zit er niets andere op, dan dat afgesproken wordt, dat de schoten voor loopig in een min of meer willekeurige richting worden afgegeven, waarvoor men kan nemen zoo goed mogelijk de richting op het doel. De artillerist zal dan hebben te zorgen zijn vuur zoodanig te leggen, dat het door de infanterie vanuit F beslist is waar te nemen, zoodat zij de gegevens kan verstrekken om het vuur te regelen. Het op deze wijze regelen van het vuur noemt men „het schieten van merkpunten", een vuurwijze, die men niet kan missen, doch die men tevergeefs in een van onze voorschriften of handleidingen zal zoeken 926 (i) In Nederland verstaat men onder het schieten van merkpunten spe ciaal, dat de artillerie in een betrekkelijk willekeurige richting, doch steeds op hetzelfde punt, schoten afgeeft, welke schoten dienen moeten om de infanterie in staat te stellen, de artillerie ten opzichte van dat punt aanwijzingen te doen, b.v. de ligging van een doel. Deze merkpunten zijn dus alleen noodig, indien er geen geschikt terreinvoorwerp voor deze aanwijzingen is. Men zal zien, dat ik in mijn opstel wat meer uitbreiding aan het begrip merkpunten heb gegeven en daarin ook begrepen heb het geval, dat er wel een doel is, doch de richting daarop niet met eenige juistheid kan worden gegeven, zoodat men begint in de zooveel mogelijk juiste richting schoten af te geven. Een ander geval kan wezen, dat men onmiddellijk wel de goede richting kan geven en van merkpunten dus geen sprake hoeft te zijn. Er zijn tal van variaties, en daar onze Indische terreinen zelden zooveel uitzicht geven, dat het schieten van een merk- punt voor aanwijzingen in ruimeren zin veel nut kan hebben, meende ik eenige uitbreiding aan het begrip te mogen geven. Het is overigens veel een kwestie van naam, en komt het er maar op aan. dat infanterie- en artilleriecommandanten leeren eikaars bedoeling te begrijpen, dan zal men elkaar wel duidelijk weten te maken, wat er eigenlijk verlangd wordt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1918 | | pagina 8