verzoekschrift om vermindering van eerste oefening in den vorm
van een voor belanghebbende bestemden verlofpas, ter uitreiking
aan Aartsma voornoemd, op 18 Juli d. a v. werd gezonden naar
Serang, vanwaar het werd doorgezonden naar Buitenzorg en, zoo
als bij nader bericht thans is gebleken, nimmer door belanghebbende
werd ontvangen.
In verband met het hem daarbij verleende verlof tot 23 November
1918 werd hij niet voor den werkelijken dienst opgeroepen, waarom
Aartsma op 19 Juli jl. het telegrafisch verzoek deed om intrekking
van het door hem gedane verzoek om vermindering van eerste
oefening en voorts indeeling te Buitenzorg op 23 Juli d. a. v.
Bij telegram van 20 Juli d. a. v. werd het Hoofd van plaatselijk
bestuur te Buitenzorg medegedeeld, dat het verzoek van Aartsma
was ingewilligd.
In een op 18 September jl. bij zijn Korpscommandant ingebracht
verzoek om op 23 September d a. v. in het genot van groot verlof
te worden gesteld, voerde Aartsma aan, dat in zijn telegrafisch op
19 Juli t v. ingediend verzoek vermeld was, dat hij opkomst op 23
Juli verzocht had, ten einde op 23 September d. a. v. in verband
met voorafgeganen verrichten schutterdienst in het genot van groot
verlof te worden gesteld.
Niet alleen, dat van die voorwaarde door "belanghebbende nimmer
gerept is geworden, uit het betrekkelijk verzoekschrift is zelfs te
verstaan, dat van de aanspraken op vermindering van eerste oefe
ning werd afstand gedaan zonder aanvoering van motieven.
Waar voorts bij het Departement van Oorlog niet bekend was,
dat de betrekkelijke verlofpas nimmer aan belanghebbende was uit
gereikt, bestonden bij de beoordeeling van diens verzoek, om op
23 September huiswaarts te gaan, geen termen om ten aanzien van
Aartsma af te wijken van den aangenomen regel, om bij te ver-
leenen bekorting van eerste oefening wegens verrichten schutter
dienst de vermindering in de eerste plaats toe te passen op den
tijd der recrutenopleiding en wel door belanghebbenden zooveel
maanden later op te roepen voor eerste oefening, als de duur der
bekorting bedraagt.
Mitsdien werd het verzoek, om op 23 September met groot
verlof af te gaan, alleen ingewilligd onder voorwaarde, dat hij
op 23 November a s. opnieuw in werkelijken dienst zal moeten
komen.
Het aan den Gouverneur-Generaal gericht verzoek om vrijstelling
van verplichte opkomst op 23 November a. s. is nog in behandeling
en zal, nu bekend is geworden, dat verzoeker niet tijdig kennis
heeft bekomen van de mededeeling, dat hij eerst op 23 November
a. s op moest komen voor eerste oefening, overeenkomstig de ter
zake aangenomen beginselen door den Legercommandant met een
gunstig advies aan de Regeering worden doorgezonden.
Van een verzoek om eene geldelijke vergoeding uit 's Lands kas
als tegemoetkoming in de middelen tot levensonderhoud van het
gezin van belanghebbende is bij de Regeering en ook bij het De
partement van Oorlog niets bekend.
1005