Wanneer de stelling juist is, dat een land verdedigd moet worden, dan is het mijn overtuiging, dat die verdediging dient plaats te vinden, ik heb het zooeven reeds gezegd, door de belang hebbende bevolking zelf en niet door een kleine groep, die tenge volge van het m. i. verkeerde stelsel in zeer slechte omstandigheden moet leven, omstandigheden, die volgens een deskundige, den heer Pabst, niet blijvend verbeterd zullen kunnen worden door middelen, als door de Regeering thans zijn voorgesteld. Ik wil niet mede verantwoordelijk gesteld worden voor toestanden, die misstanden zijn en die misstanden zullen blijven, ook al geeft men den soldaat 13 cent per dag meer soldij en wat beter soep. De heer Bergmeijer heeft de vraag gèsteld: waarom weigert gij geld voor betering der legertoestanden? Het antwoord is kort. De grieven zullen door het toestaan van de voorgestelde millioenen niet weggenomen worden, doch slechts tijdelijk gematigd en ik had graag, dat de misstanden geheel uit den weg werden geruimd. De heer Van Rietschoten, Commandant van het Legeren Hoofd van het Departement van Oorlog: Een enkel woord Mijn heer de Voorzitter. Met genoegen heb ik vernomen van de heeren Cramer en Teeuwen, welke laatste ook namens den heer Tjipto sprak, van eerstgenoemde, dat hij geen bepaald persoon bedoelde, en van den tweeden, dat hij geen bedoeling had mij te grieven. De heer Cramer beroept zich hierbij op hetgeen door de Re geering zou zijn gezegd. Ik vind hier echter onderseheid in. De Regeering heeft in het algemeen gesproken over ambtenaren, die hare inzichten niet zouden weten toe te passen en als werkgeefster deed zij dit met volkomen recht, maar de heer Cramer heeft van alle ambtenaren maar twee personen genoemd, die in zijn oog in aanmerking zouden komen, om onder bepaalde omstandigheden weggezonden te worden, n.l. de geachte Vlootvoogd en mij. Den heer Teeuwen wil ik opmerken, dat wanneer men dieper doordringt in de maatschappelijke standen, daarin altijd wel iets is te vinden, wat men anders zou wenschen, maar daarom behoeft het geheel nog niet minderwaardig te zijn. En welk nut kan er in gelegen zijn, om, wanneer men uit overtuiging of om politieke re denen een maatschappelijken stand veroordeelt, een heele groep menschen te kwetsen, die daarvan deel uitmaken, menschen die, evenals ik, voor het meerendeel een beroep kozen, omdat het hun aantrok en waar ze in opgaan? In het algemeen belang is dit zeker niet. De heer Teeuwen: De bedoeling was niet om te grieven. De heer Van Rietschoten Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Wanneer U van mij zegt, dat ik opleid tot moordenaars, dan kwetst U mij. Moorden is met voorbedachten rade dooden. Wij dooden niet met voorbedachten rade, alleen wanneer de noodzakelijkheid daar voor aanwezig is en daartegenover stellen wij ons eigen leven. 99

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 101