Vraag 2 uur).
Wat wordt verstaan onder „soortelijke warmte" en hoe wordt
die bepaald?
Vraag 3 (1 uur).
Van uit een punt beweegt zich een lichaam eenparig versneld
met eene versnelling van 10 M. per secunde zonder begin-
snelheid.
Twee secunden later beweegt zich uit hetzelfde punt een tweede
lichaam langs denzelfden weg met dezelfde versnelling, maar met
een beginsnelheid, die zoo groot is, dat het tweede lichaam het
eerste op 125 M. van het uitgangspunt inhaalt.
a. Hoe groot is de beginsnelheid van het tweede lichaam?
b. Hoe groot is zijne snelheid op het oogenblik van ont
moeting
Vraag 4 (l uur).
Op welke wijze worden gassen verdicht en welke toepassing
vindt dit tegenwoordig in de praktijk?
SCHEIKUNDE.
Vraag 1 (1 uur).
Welke zijn de bestanddeelen der dampkringslucht, en beschrijf,
op welke wijze men de voornaamste hiervan heeft bepaald.
Vraag 2 (1 uur).
Welke éénbasische vetzuren kent ge? Geef hunne bereiding en
toepassing in de praktijk.
Vraag 3 (1 uur).
Wat is het verschil tusschen een scheikundige verbinding en een
mengsel van stoffen?
Licht dit met een voorbeeld toe.
Waarom is lucht geen scheikundige verbinding?
Vraag 4 (1 uur).
a. De elementairanalyse van een stof, waarin koolstof en wa
terstof zijn aangetoond, geeft het volgend resultaat: 0.215 gr. stof
leveren 0,3153 gr. CO2 en 0.1277 gr. H2O.
Als voor de dampdichtheid 30 is gevonden, wordt de moleculair-
formule gevraagd.
b. Hoeveel ammonium-nitraat moet men door verhitting ontleden
om 10 liter lachgas (bij C° en 760 m.m. druk) te verkrijgen. H= 1,
N 14, 0 16.
105