In een 2i-tal punten doet hij een poging mijn voorstellen te
vernietigen.
Het is zijn goed recht zijn meeningen tegenover de mijne te stel
len. Zijne in deze materie zeker gezaghebbende stem werd door
mij immer met waardeering vernomen, zooals ik ook gaarne in een
orchest de eerste violen hoor uitzingen boven de anderen.
Maar ik verlaat onmiddellijk een concert, waar de eerste violen
valsch klinken. Dat is mijn goed recht. En zoo zal de Redactie
van dit tijdschrift het mij tengoede houden, dat ik niet nader zal
ingaan op een kritiek, zoo onwelwillend van toon en strekking als
die des Heeren van der Poll.
C. K.
117