De grootste oorlog, dien de wereld gekend heeft, is zoo juist uitgewoed. Nog is alles niet bezonken, nog jaren zal het duren, eer men omtrent alle details tot overeenstemming raakt. Toch zijn er reeds tal van punten, die bijna ontwijfelbaar tot oplossing zijn gekomen. Laten wij het oor te luisteren leggen, laten wij ons de lessen uit den grooten strijd ten nutte maken; laten wij ons toch vooral voorhouden, dat wij alleen onze leermeesters hebben te vol gen, dat wij de groote waarheden moeten toepassendat wij de lijnen, die voor ons worden getrokken, volgen. Laten wij geen stap terugblijven op den weg naar beter. Morgen doet men in Europa op al die afgebakende wegen nog een stap verder, en dan zullen wij verre achter blijven. Laten wii niet op alles een uitzon dering willen maken, doch daarentegen zooveel mogelijk trachten ons aan te passen aan den regel. Ik zou het niet durven wagen mij ook maar met eenige beslist heid uit te laten over de organisatie, die onze artillerie van het veldleger zou moeten hebben. Zelfs geen voorbeeld zou ik dur ven geven. Ik zou dit niet kunnen, omdat dit vraagstuk een zeer diepgaande studie eischt, die alleen mogelijk is aan de hand van tal van officiëele gegevens, die buiten mijn bereik liggen, terwijl daartoe bovendien een uitgebreide terreinstudie noodig zou zijn. Ik meen echter wel te kunnen aangeven, in welke richting het vraagstuk moet worden bestudeerd, en welke waarheden men als onomstootelijk bewezen bij de oplossing in het oog moet houden. Aan de hand van de reeds bekende waarheden en van de offi ciëele gegevens zou een commissie, die de volledige beschikking over haar tijd had, in zeer korten tijd, hoogstens naar mijn schat- ting 3 maanden a een half jaar, tot voorstellen kunnen komen, die tot een eenigszins spoedige beslissing zouden leiden. De punten, waarop men het vóór en na den oorlog eens is geworden, zijn onder meer de volgende. Het is noodig gebleken practisch een verhouding vast te stellen tusschen het aantal geweren en de hoeveelheid artillerie uitgedrukt in het aantal kanonnen per 1000 geweren. Van deze practische grondslagen zal men in hoofdzaak uit dienen te gaan, om daarna op allerlei gronden vast te stellen, hoe de verhouding voor ons naar omstandigheden zoo noodig zal moeten worden gewijzigd. Het aantal vuurmonden vastgesteld zijnde, dient te worden nage gaan, hoe de verhouding der verschillende geschuttypen zal moeten wezen. 119

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 125