voegen, kan men uit deze getallen wel zien, dat qua aantal aan wezige vrachtauto's het vraagstuk van de autotractie er niet bepaald wanhopig voorstaat, aangenomen, dat de aanschaffing van meerdere militaire auto's geenszins uitgesloten is en ook het aantal parti culiere auto's ongetwijfeld belangrijk zal toenemen. Een ander vraagstuk, dat ik niet zou kunnen oplossen, doch dat, naar ik meen, in studie is, betreft den aanwezigen voorraad benzine, olie en banden. Ook dit vraagstuk eischt een volledige studie, en beantwoording, alvorens men een stap verder kan gaan op het gebied der autotractie. Als laatste onderwerp van studie noem ik dan nog die van het speciaalgeschut, zooals afweergeschut, pantserautomobielen e. d. Ook dit vraagstuk kan alleen beschouwd worden in het raam van het geheelmen kan de organisatie van de artillerie van het veldleger niet ter hand nemen zonder ook tevens dit vraagstuk op te lossen. Het gaat nu toch werkelijk niet meer aan bij stukjes en beetjes van alles van de natie te vragen en dan ten slotte te komen tot zulk een gebrekkige legerorganisatie, als wij thans bezitten. De tijd is thans meer dan rijp cm voor den dag te komen met een behoorlijk georganiseerd leger in zijn geheel, en niet met allerlei verbrokkelde voorstellen, waaraan men zich later weer goed of kwaadschiks moet aanpassen. Men 'houde in het oog, dat de veel gesmade „geest des tijds" meer en meer meebrengt, dat het volk ook eens durft neuzen in hetgeen het op militair gebied voor zijn geld krijgt; een onbetwistbaar goed recht! En dat de tijd van het hautain stilzwijgen voorbij is December 1918. J. B. van der Poll. Kapitein der Artillerie. 132

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 138