(ÜD 1 UliegongeDdlen. (g^§|) Naar aanleiding van het artikel van T. in de Novemberafleve ring van het I. M. T. „over vliegongelukken in het algemeen en over dynamische stabiliteit van vliegtuigen in verband met de beide laatste ongevallen" zij het mij vergund eenige opmerkingen te maken. Naar mijn meening stelt schrijver van bovengenoemd artikel zich een noodlanding op onbekend of onvoorbereid terrein in Indië te licht voor of onderschat hij de moeilijkheden. Hij schrijft o.a. „In Indië zal men daar niet altijd even goed in slagen" (n.l het zoeken van een landingsterrein van uit de lucht, indien men gedwongen is tot een landing door het niet meer, of minder goed functioneeren van den motor of om welke andere reden dan ook). Voor zoover ik de Indische terreinen ken, durf ik wel te verkla ren, dat men bij een gedwongen landing als regel practisch zeker kan zijn geen goed terrein te zullen vinden, vooral indien men het vanuit de lucht nog zou moeten zoeken. En voorts: „Doch levensgevaar is in zoo'n geval slechts in ge ringe mate aanwezig. Een eenigszins ervaren bestuurder kan zijn machine doen landen met zeer geringe horizontale snelheid ten op zichte van den bodem. In de eerste plaats door tegen den wind in te landen, ten tweede door het volle zweefvermogen te benutten, dus zoo vlak mogelijk te dalen, waardoor de horizontale snelheid tot ongeveer 50 a 60 K.M. kan worden gereduceerd, en ten derde door op eenige meters van den grond gekomen het toestel eerst met den staart doen raken." M. i. is de zaak minder eenvoudig, als velen op grond van het bovenstaande zullen aannemen, zooals uit het hieronder volgende moge blijken 1. Het tegen den wind in landen is zeker ten allen tijde gewenscht, maar door verschillende redenen, zooals grootte, vorm en ver loop van het terrein, omringende begroeiing, enz., zal men zel den in de gelegenheid zijn dit middel daadwerkelijk toe te passen; 133 r*p)(qi*n

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 139