Om een bocht te maken gebruikt men: le het richtingsroer en
moet dan ten 2e gelijktijdig met behulp der aillerons de benoodigde
helling van het toestel regelen, tegelijkertijd moet men ten 3e in
het oog houden, dat het toestel bij het maken van een bocht al
tijd snelheid verliest, dus erop bedacht zijn, indien de snelheid te
gering dreigt te worden, bijtijds voor zooveel noodig den neus van
het toestel naar den grond te richten.
Bij het maken van kleine en scherpe bochten, waarbij men het
toestel een grootere helling dan 45 graden moet geven, is het bo
vendien zeer noodzakelijk zich wel rekenschap te geven van het
feit, dat de functies van richtings- en hoogteroer veranderen ge
durende een zeker tijdsdeel der bocht en wel, dat het richtingsroer
hoogteroer wordt en omgekeerd.
Voor verschillende gevallen, afhankelijk van de in de bocht aan te
nemen hellingen, zal men dus, om den neus van het toestel voor
zooveel noodig naar den grond te kunnen richten, gebruik moeten
maken van hoogte- of van richtingsroer of somtijds van beide
tegelijk.
Wordt de helling bij het maken van een bocht te gering genomen,
dan maakt zich dit onmiddellijk aan den bestuurder bekend door het
krijgen van zijwind van den buitenvleugelkant; men heeft dan het
geval van een „sideslip" naar den buitenkant, welke onschuldig
is, mits men voldoende snelheid behoudt en niet overdreven te veel
richtingsroer gebruikt. Is dit laatste het geval en herstelt men de
fout niet intijds, dan zal het toestel trachten te draaien om een
verticale as met als gevolg snelheidsverlies, gevolgd door een val
in den zin der beweging, vermoedelijk een spin, d. i. een kurke-
trekkerachtige val met den neus naar beneden.
Geeft men voor een bepaalde bocht te veel helling naar binnen,
dan maakt men een binnenwaartsche „sideslip," welke als regel in
„nose dive" of spin eindigt.
Bij het begin van een buitenwaartsche „sideslip" heeft men ruim
den tijd om alles weder te herstellenhet begin van een binnen
waartsche „sideslip" is altijd het begin van den val; deze is dan
nog alleen te verhinderen door zoo spoedig mogelijk de as van het
toestel in de richting van de „slip" te brengen, dus niet tegen
werken met de stuurorganen, maar juist medegeven.
Na voorgaande beschouwing zal het dan ook geen verwondering
baren te vermelden, dat leerlingen, nadat zij pas losgelaten zijn,
steeds op het hart wordt gedrukt vooral niet te kleine en scherpe
bochten te maken en ook niet te brutaal naar binnen te hellen, en
139