terrein dan ook geen bezwaren meer op, niettegenstaande de theore tische moeilijkheden, welke de Heer L. releveert om aan te toonen, dat de zaak niet zoo eenvoudig is. De landingen, die ik bedoel, zijn dan ook niet te beschouwen als normale landingen, waarbij het toestel tot het laatste oogenblik in normale zweefvlucht gehouden wordt, doch meer als een combinatie van een val- met een zweef- beweging, waarbij op het laatste moment het toestel zeer steil in de lucht gezet wordt, op deze wijze den horizontalen weerstand noo- aanmerkelijk vergrootende. In het buitenland oefent men zich speciaal daarin en hecht men daar buitengewoon veel waarde aan, vooral als voorbereiding voor het nachtvliegen boven onbekend terrein. Ook het geleidelijk scherper nemen van bochten wordt daar sys tematisch beoefend. Het behoeft toch geen betoog, dat alleen een absoluut meesterschap over zijn toestel een bestuurder geschikt kan maken tot oorlogsvlieger. Het, desnoods dagelijks, verrichten van eenige vluchten, waarbij men ruime vlakke bochten beschrijft en normale snelle landingen doet, geeft slechts zeer weinig oefening en heeft eigenlijk alleen nut als demonstratie tegenover het publiek, dat de proefvliegafdeeling nog altijd over personeel en materieel beschikt. Wel heb ik beweerd, dat levensgevaar slechts in beperkte mate aanwezig was. De Heer L. illustreert deze bewering afdoende door zijn voorbeeld van de landing op den Boerangrang. Niettegenstaande het buitengewoon ongunstige terrein en de groote landingssnelheid kwamen beide inzittenden er toch ongedeerd af. Ware het toestel zonder snelheid geland, dan was het gevaar voor te pletter slaan ook zelfs niet aanwezig geweest. Ik ben de eerste om toe te geven, dat het verkennen van een goed landingsterrein van uit de lucht zeer moeilijk is, vooral in het gebergte; ten koste van materiëele beschadigingen kan men levensgevaar echter tot een geringe hoe veelheid reduceeren. Wat het ongeval van den onderluitenant Mosselman betreft, het volgende: De lezing van het ongeval, zooals de Heer L. die geeft, mocht ik ook vóór het schrijven van mijn artikel uit den mond van den heer M. vernemen. Ik ben echter zoo vrij geweest daar weinig waarde aan te hechten, zooals ik hem dan ook vroeger mededeelde, daar zijn lezing de subjectieve meening weergeeft van iemand, wien een zwaar ongeval is overkomen, en zij verder in strijd is met de feiten, die door talrijke toeschouwers zijn waargenomen. Ik nam wel waar, dat de machine minder snelheid had dan gewoonlijk, doch ik weet dit aan de 143

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 149