jaren nog het zoeken van de meest heerschenden windrichting aan de gemiddelde helling der boomenverder de begroeiing van de stammen (mos enz in verband daarmee Het meest bekend is in Holland - en, helaas, in Indie.ook, de oriënteering door middel van zonnestand en horloge. Met voor liefde wordt dan geleerd, hoe men op een eenvoudige manier het Zuiden bepaalt door den hoek tusschen de XII en den op de zon gerichten uurwijzer te halveeren. Ik zei: helaas, in Indië ook, want ik heb ook hier die voor Indië gevaarlijke methode hooren propageeren, al dan niet uitgebreid met beschouwingen over het feit, of men de deeilijn zelve of haar verlengde moest nemen, in verband met het beurtelings door zuiden of noorden gaan van de zon. Die theorie nu, als gevolg van de vaak groote middaghoogte van de Zon, is zoo onnauwkeurig, dat ze liefst verboden moest worden (2). Men leere dus dien menschen niet te veel. Leer ze liever op de handigste manier hoe men met behulp van het kompas een azimuth bepaalt. Leer ze, hoe ze zich in allerlei gevallen op de kaart oriënteeren (3). Hierop niet verder ingaande en bovendien de meeste gevallen als bekend veronderstellende willen wij toch voor één geval een uitzondering maken, waarvan het mij niet bekend is, of het in één of andere (buitenlandsche) handleiding behandeld werd. Daar het echter voor vele collega's onbekend zal zijn en een ongezochte situatie weergeeft, die b. v. kan voorkomen, als men in een boschrijke streek aan 't dwalen raakt, men op een gegeven oogenblik eenig uitzicht krijgt, slechts over een schetskaart (waarop dus weinig de- li) Hoewel dit laatste voor Indië niet de minste waarde zou hebben, somde ik het toch op, om te kunnen wijzen, hoe weinig waarde in het algemeen dergelijke kunstjes hebben. Indertijd werd mij (als reservist en dus meestal met goede onderofficieren als instructeur door één van hen geleerd De meest heerschende wind is de westelijkedie belet zaadjes e.d. zich vast te zetten op de westzijde der boomenaan de oost- zijde hebben zij rust; daar is dus de woekerbegroeiïng te verwachten. Een ander leeraardede veelal heerschende westewinden brengen de meeste regens, dus vochtigheid tegen den westkant der boomen; daar is dus, als de beste voedingsbodem, „onkruid" te verwachten. Die ge leerden waren het dus 180 graden oneens. Wie gelijk had, heb ik nooit uitgezocht: ik kan n.l. voor meer dan één boom nooit een overwegende rich ting voor extra-begroeiing ontdekken. (2) Liever nog zou ik tot het andere uiterste overgaan en zeggenkijk, waar de Zon den middag staat: in die richting is ongeveer het oosten "westen' maar kl)k niet tusschen 10 en 2 uur, (8) Het is hier de plaats niet om over die onderwerpen theorie te houden: zoo iets hoort thuis in een „Handleiding bij het kaartlezen;" een dergelijke praktische handleiding zag ik indertijd op de Kaderschool te Tjimahi; het ware te wenschen, dat vanwege het Legerbestuur die aangelegenheid ter hand genomen werd. I03

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 163