Na den aanval van Vauquois, vertelde me een soldaat: „Ik heb geaarzeld, zei tot mijzelf, je heb een vrouw en vier kinderen, maar toen ik mijn commandant zag gaan, dacht ik, als je commandant gaat, ga je ook", en hij gedroeg zich dapper. Mijn commandant droeg mij eens op een sergeant aan te wijzen om met 8 vrijwilligers de Duitsche linie te verkennen. Na 5 minuten kwam de sergeant terug; hij had niemand gevonden. Toen riep ik mijn afdeeling bijeen en zeide„Ik kan niet trotsch op jullie zijn, er worden vrijwilligers gevraagd en geen enkele biedt zich aan. Welnu ik zai zelf gaan, zult ge me alleen laten?" „Ik geeft u drie minuten om na te denken. Ingerukt!" Na verloop van 2 minuten kwamen zich 20 vrijwilligers aanmelden, waaruit ik er 8 koos voor mijn onderneming, ik had het geluk met slechts éèn gewonde terug te komen. Ziedaar wat eensgezindheid van de manschappen onderling en met nun chefs vermag. Maar opdat deze twee zielkundige prikkels op den ziel van den soldaat zullen inwerken en hem tot groote dader, brengen, is het noodig, dat zijn „moreel" op peil blijve, want het is het moreel van een leger, dat ten slotte de overwinning krijgt. Dat moreel nu wordt onderhouden, eensdeels door den soldaat een goede gezondheid te verzekeren, maar voornamelijk door zijn vertrouwen in de overwinning te bevorderen, dat hem die onge hoorde kracht verschaft, die men het „overwicht" op den vijand noemt. Men zal opmerken, dat ik nóch van roem, nóch van belooning spreek; die zijn slechts een onbelangrijke factor bij den soldaat van een oorlogvoerend land, bij den soldaat van recht en vrijheid. Laat de officier dikwijls met zijn mannen praten, laat hij zich voor diens familie interesseeren, laat hij bijgeloof of neerslachtig heid door een grap of een aanmoediging verjagen, laat hij hun zonder ophouden de heilige zaak voor oogen houden, voor welke zij tot alle offers bereid moeten zijn; en ten slotte laat hij hun in vroegere overwinningen een waarborg voor toekomstige en beslis sende toonen. En nu zou ik een ernstig woord tot mijn Hollandsche kamera den willen spreken: Men heeft mij verteld, dat vele officieren nog aan de volstrekte superioriteit of beter aan de onoverwinnelijkheid geloofden van een leger, met 't welk zij zich mogelijk door het ongelijk dezer tijden eenmaal zouden moeten meten. Laten zij eens in 't diepst van hun ziel doordringen en zich af vragen of zij door deze van buitenaf opgedrongen stelling te ver spreiden hun vaderland geen onrecht aandoendoordat ze van te voren het weerstandsvermogen van hen, die ze in 't vuur zullen moeten leiden, verzwakken, als ze hun de overtuiging meedeelen, dat hun weerstand toch nutteloos is. Zij moeten zich ook eens af vragen, met de objectiviteit, het Hollandsche denken zoo eigen, of die van buiten opgedrongen stelling wel overeenkomt met de werkelijkheid der feiten, of het Franche ieger, terwijl het in getal sterkte de zwakkere was, het gansche Duitsche leger tusschen 6 163

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 173