Aan de hand van Fransche gegevens behandelt Luitenant P. Ch.
I. KiÈS de offensieve verdediging van Courcelles-Epayelles van 9
tot en met 11 Juni 1918 en toont daarin aan, dat de verdediging:
aanvallenderwijze gevoerd moet worden.
De Heer H. F. Bultman Nz. beantwoordt het eenigen tijd geleden
in dit tijdschrift verschenen stuk van den Mil Paardenarts Dr. Tho
massen over de remonteering van het Nederlandsche Leger en blijkt
het volstrekt niet met dezen eens te zijn. Zou in het moederland
hetzelfde verschijnsel zich voordoen als ten onzent, waar, tot groot
nadeel van onze remonteering, de „deskundigen" het nooit met
elkander eens waren?
Verder de gewone rubrieken.
Ad. Int
Aftilleristisch Tijdschrift No. 9, September 1918.
Over de toekomst van het militair vraagstuk" behandelt een
onderwerp, dat vooral voor Nederland van belang is, omdat daar
een strooming merkbaar is, om, zoodra de buitengewone tijdsom
standigheden tot het verleden zullen behooren, de militaire lasten
zoo* licht mogeiijk te maken. Zulks blijkt o. m. uit eenige artikelen
over dit onderwerp in de N. Rott Ct., welke wilden betoogen, dat
Nederland moet hebben een militieleger met zoo weinig mogelijk
beroepskader en alleen beroepsofficieren voor de vervulling van de
hoo^ere aanvoerdersplaatsen, kortom, zoo ongeveer als het Zwitser-
sche legerstelsel. Hiertegen komt Schr., die zich met een driester
onderteekent, in het geweer met een goed geslaagd betoog, waarin
hij er ook den nadruk op legt, dat het niet aangaat om voor onze
legervorming lessen te putten uit een abnormalen toestand van 4
jaren mobilisatie zonder oorlog, maar dat te dezen aanzien de lessen
der krijgsgeschiedenis, ook dus die van den tegenwoordigen oorlog,
ter harte genomen zullen moeten worden.
Kol LOGGER geeft „Beginselen nopens de organisatie van houwit
serbatterijen", voor ons wel van belang, al was het alleen maar,
omdat de door Schr. voorgestane denkbeelden al eenigszins bij onze
houwitsercompagnie met paardentractie tot uitvoering zijn gekomen.
Zoo het denkbeeld om de houwitsers door personeel van de vesting
artillerie te doen bedienen, de stukrijders en de geleiders van de
bespanningen uit de Veld-artillerie te trekken. Ook deze schrijver
toont zich" een groot voorstander van de samensmelting van veldartil
lerie en mobiele.-houwitserafdeelingen tot één artillerie te velde met
zooveel mogelijk gelijke reglementen en voorschriften, waarnaast dan
de stellingartillerie. Eigenaardig is het wel, dat Schr. van meening is,
dat motor trekkracht nog niet in zulk een vorm kan worden toegepast
bij het vervoer var. houwitsers van 12 en 15 cM, dat het in stelling ko
men daarvan onder alle omstandigheden verzekerd is. Bij ons ziet men
deze zaak anders in, getuige de houwitsercompagnie met autotractie!
169