„De beschieting van Parijs van 120 K. M. afstand" is een ballis
tische studie van Prof. G. DE Josselin de Jong, die uit de enkele
bekend geworden gegevens de kogelbaan en verdere bijzonderheden
van het merkwaardige kanon afleidt.
Kap. Carstens behandelt „Een en-ander over gebruik en indeeling
van artillerie-verkenners bij de bereden artillerie", waaruit o. m.
blijkt, dat de moederlandsche organisatiën voor dezen dienst niet
erg ruim bedeeld zijn; het artikel biedt geen nieuwe gezichtspunten.
„Telefonische gemeenschap der batterijen veld artillerie, werkend
in afdeelingsverband" wordt besproken door res. luit v. D. Honert,
die ter verhooging van de bedrijfszekerheid der telefoonverbinding'
een nieuwen commutator ontworpen heeft.
J-
Artilleristisch Tijdschrift, No. 10, October 1918.
In „Collectieve Bestraffingen" bespreekt Kapitein de Gelder de
maatregelen te nemen tegen daden van tuchteloosheid en opstand,
toegelicht door tal van aan de krijgsgeschiedenis ontleende voor
beelden, een artikel, dat wegens de hoogst bedenkelijke voorvallen
bij ons leger in Nederland en ook hier zeer de aandacht verdient.
Zooals van dezen kundigen schrijver verwacht worden kon, zoekt
hij het beste middel om dergelijke buitensporigheden te voorkomen
in eene zorgvuldige opvoeding en opleiding van den soldaat, in
gestadig contact tusschen meerderen en minderen, legt hij er o.a.
den nadruk op, dat voor een ieger iets meer noodig is dan zwarte
boekjes en materieel. Met den Heer de Gelder stellen wij de vraag:
„Is het niet zonderling, dat het vak „opvoeding en opleiding van den
soldaat" op onze militaire onderwijsinrichtingen onbekend is, dat
men den aspirant wel leert, hoe de ziel van het geweer te reinigen,
terwijl de menschenziel hem vreemd is?" Hel Is inderdaad een
hoogst ernstig verzuim, dat men bij de organisatie van het militaire
onderwijs hier niet alleen niet aan gedacht, maar bovendien de vele
"waarschuwingen omtrent dit onderwerp in den wind geslagen
heeft. De gevolgen ervan zijn noch in Nederland, noch hier te lande
uitgebleven al erkennen wij, dat ook eenige andere oorzaken in
het spel geweest zijn.
Kapitein J. M. Ridder van Rappard vervolgt zijn i,n de Juni-afleve-
ring begonnen studie over de artilleriebewapening van eene stelling.
Kapitein Oudendijk vervolgt zijne studie betreffende „Overeen
stemming tusschen de voorschriften der bereden artillerie en der
artillerie te voet", eene zaak, welke sedert de oprichting van zware
batterijen ook voor ons leger van belang geworden is.
170