sche wereldbeschouwing, al bestaat de bevolking in Indië uit in godsdienstig opzicht weinig ontwikkelde Mohamedanen. En dan zegt de Heer L ulofs verder: „Maar die dingen leven wèl bij de schriftgeleerden, bij de ontwik kelden onder de hadji's, bij de leerlingen van sommige pesantrens „en souraus, welke geestelijke leiders, bij daartoe gunstige gelegen heden, voor deze leerstellingen gemakkelijk enthousiasme winnen „bij de massa en zoo is het verklaarbaar, dat wij bij elk verzet, „in Indië, altijd dadelijk op den voorgrond vindenfanatici des „Geloofs. „De oorzaak van het verzet moge een zuiver economische zijn, „de ontevredenheid wordt in 9 van de 10 gevallen door geestelijke „leiders aangevuurd, zij maken zich daarvan meesters tot bereiking „van hunne doeleinden, zoo om bij den nieuweren tijd te blijven „in Atjeh, ter Sumatra's Westkust (1908), in Djambi". Mochten nu de nieuwe, internationale begrippen er toe leiden, dat ons leger als strijdmiddel tegen een buitenlandschen vijand zal ophouden te bestaan, dan wel geleidelijk zal verdwijnen, dan blijkt èn uit het bovenstaande (buitengewesten) èn uit de meer dan ru moerige wijzen, waarop zich de Indische politieke beweging meer en meer uit (op Java), dat een centraal en voor Indië voorloopig nog Westersch gezag de beschikking behoort te houden over een krachtig politieleger, al ware het ook slechts als preventief machtsmiddel. Er is, een aantal jaren geleden, doch toen waarschijnlijk meer met de vooropgezette bedoeling om een legerreserve te verkrijgen, een poging gedaan om in Indië een krachtig korps gewapende politie te vormen. Die poging wordt in haar resultaten door vrijwel ieder bestuurs ambtenaar en door vrijwel ieder officier als een volkomen misluk king beschouwd. De vele leemten en gebreken van dit korps zijn reeds zoo her haaldelijk aangetoond, dat in dit vaktijdschrift volstaan kan worden met een korte recapitulatie. 1. Geheel onvoldoende encadreering met officieren en Europeesch kader. 2. Onvoldoende bewapening en uitrusting. 3. Onvoldoend medisch toezicht, hulp en hulpmiddelengeen of onvoldoende toezicht op de voeding. 4. Versnippering in kleine detachementen, dikwijls onder Inlandsche commandanten, die te weinig worden gecontroleerd, waardoor tucht en discipline te wenschen laten en eveneens de geoefendheid. 183

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 193