De beiDljsDoering bij disciplinaire bestraïïingO- Door bemiddeling van de redactie van dit Tijdschrift mocht ik dezer dagen van den Heer V. een schrijven ontvangen bestemd voor de vragenbus. Ten einde te voorkomen, dat de inzender mij bij korte beantwoording, als bij bedoelde rubriek gebruikelijk, zou misverstaan en omdat het hier een aangelegenheid geldt, die meer algemeene belangstelling bij de lezers verdient, neem ik de vrijheid haar op uitvoeriger wijze te bespreken. De Heer V. schreef me dan, dat blijkens een artikel van H. M. L. in het Orgaan van de N. I. O. V., 3de jaargang, No. 8 (Augustus 1918), getiteld: „het bewijs in reclamezaken", het Indische Hoog Militair Gerechtshof de opvatting zou huldigen, dat ook voor krijgs- tuchtelijke overtredingen een wettig en overtuigend bewijs noodig was (disp. van 13 October 1882), terwijl uit de rede van den Leger commandant in den volksraad (zitting van 29 juni 1918) de gevolg trekking moet worden gemaakt, dat deze opvatting thans nog bestaat; naar meening van den heer V. behooren de overtredingen van het Reglement op de Krijgstucht niet te worden gerangschikt onder de overtredingen genoemd in artikel 210 Crimineel Wetboek, doch zou den in dat artikel uitsluitend worden bedoeld overtredingen van het gemeene recht. Inzender meent, dat ook in Nederland door het Hoog Militair Gerechtshof voor overtredingen tegen de Krijgstucht geen wettig en overtuigend bewijs gevorderd zou worden en vraagt, of de jurisprudentie van ons Hoogste Militaire Rechtscollege sinds 1882 op dit stuk ongewijzigd is gebleven, of er latere beslissingen omtrent dit punt gevallen zijn, en zoo ja, op welke motiveering. Alsan twoord op bovenstaande vraag moet ik allereerst opmerken naar alle waarschijnlijkheid zal de heer V. dit weten, maar uit den De Redactie biedt den Heer V, hare verontschuldigingen aan voor de late beantwoording van zijne vraag. Afwezigheid van onzen mede werker op het tijdstip, dat de vraag binnenkwam, en daarop gevolgde afwezigheid van een iid onzer Redactie waren oorzaken, dat de vraag langer liggen bleef, dan eigenlijk noodig was. 205

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 219