bijv. 1 Januari of 1 Februari opkomen, op welk tijdstip dan de
eigenlijke militaire vakopleiding een aanvang neemt.
In de regeeringsplannen zullen die meer ontwikkelden vrijwel
zonder uitzondering bestemd moeten worden voor opleiding van
militiekader en dus zal hun richting van opleiding vrij spoedig di-
vergeeren van die der anderen. Ook voor 't vervullen van enkele
speciale functiën als seiner (en dan goed geoefend), telefonist, waar
nemer, richter, enz. zullen zij benoodigd zijn. Met zekerheid zal
men intellectueelen te kort komen, omdat onder de niet-ingelijfden
dit ben ik met Generaal de Greve geheel eens nog een groot
aantal ..intellectuals" zullen voorkomen.
Echter acht ik het voor kaderopleiding en africhting voor spe
ciale verrichtingen niet noodig den diensttijd van twee jaren noe
menswaardig te verlengen.
Uit het bovenstaande volgt, dat ook ik het ten zeerste betreur,
dat men den reeds bijna ingeslagen weg, dien van het opleggen
van dienstplicht voorloopig alleen aan de meer ontwikkelden, niet
heeft gevolgd
En zulks te meer, waar ik geheel de in 3 van de Memorie
van Toelichting ontwikkelde motieven kan deelen, welke zeggen,
dat de vorming van een weermacht zich moet regelen naar den
voortgang der politieke en economische ontwikkeling van den Ar
chipel (per analogievan de verschillende elementen der bevolking).
En iets verder: dat de invoering van het weerplichtstelsel de
beschikking eischt over de hulpmiddelen van een goed ingericht
bestuurswezen en waar tot dusverre Java in dit opzicht het best
is uitgerust, brengt een practisch beleid mede alle krachten te ver
zamelen op dat punt, waar de beste voorwaarden voor weislagen
aanwezig zijn".
Dusbij de meer intellectueelen.
Uit een militair oogpunt beschouwd, zouden alle bezwaren, èn
die van het ontbreken van een bevolkingsregistratie, èn die van een
langen diensttijd wellicht zou met 1H jaar volstaan kunnen worden
èn, bovendien die van de kaderaanvulling, zijn opgeheven.
Want deze laatste speelt nog een groote rol.
Men zal willen gaan tot 5C°/o militiekader. Per compagnie zullen
dus noodig zijn 12 man Inlandsch militiekader, dus op een totaal
per compagnie van 135 man, 6 man, zijnde 1: 20 a 125, of
tusschen 4 en E>°/0. Als men er nu nog op rekent, dat enkele ont
wikkelden zich voor vrijwillige kadervorming of officiersopleiding
opgeven, geloof ik niet, dat bij gewone loting 4°/0 ontwikkelden
216