onder het totaal zullen zijn te vinden. Afgescheiden daarvan, dat
ik 50°/o van het kader mil'itiekader beslist een uiterst maximum
vind aan het begin van den veldtocht.
Waarom heeft dan de Regeering, wetende, dat toch voorloopig
slechts lichtingen van 20C0 man opgeroepen kunnen worden
wegens kadergebrek, niet de ontwikkelden alleen opgeroepen in
stede van het intellect kunstmatig uit te sluiten? Als reden daarvoor
geeft de Memorie van Toelichting het volgende motief:
„Waar het dienstplichtstelsel, berustende op de africhting in korten
tijd bij de dienstplichtigen eene zekere mate van ontwikkeling vóór
onderstelt, bestond aanvankelijk het voornemen den dienstplicht
alleen op te leggen aan hen, die eene zekere schoolopleiding hebben
genoten. Dit denkbeeld werd echter losgelaten op grond van de
overweging, dat aanvaarding daarvan het stelsel zou vestigen op een in
beginsel onjuisten grondslag. Wel zou een aldus opgezet stelsel tijdelijk
voordeelen opleveren, maar op den duur zou de beginselfout zich
stellig wreken, wijl de gevormde weermacht dan in werkelijkheid
aan een groot deel des volks vreemd zou blijven en dus bezwaarlijk
geacht zou kunnen worden een uiting van den volkswil te zijn".
Ik kan die motiveering niet al te sterk noemen en zou willen
vragen: Heeft die volkswil zich dan geuit? Tot dusverre heb ik nog
weinig anders gelezen dan betoogingen tegen de militie. Bovendien,
wie beslist over de militiequaestie?
In eerste instantie de Volksraad tenminste, formeel genomen, in
adviseerenden zin. Of nu de Inlandsche leden van dien Raad, indien
zij pro-militie zijn, den volkswil vertegenwoordigen, zou ik niet dur
ven beweren.
Maar, zegt de Memorie, de dienstplicht berust op korten oefentijd
(1 jaar) en is dus min of meer gebaseerd op een zekere mate van
ontwikkeling.
Terecht: maar waar blijft die ontwikkeling, welke voor minstens
95% der ingelijfden nog en dan gebrekkig tijdens dien korten
diensttijd moet worden bijgebracht?
Verder erkent de Memorie, dat „een aldus opgezet stelsel tijdelijk
voordeelen oplevert".
Ik meen, dat dit tijdelijk volgens de Indische begrippen van dat
woord moet worden opgevat. Een leger van ontwikkelden, van
mannen, die weten of kunnen weten, wat zij doen en waarom zij
dienen moeten, die geacht kunnen worden het groote belang van
een behoorlijke weermacht in te zien, is altijd in het voordeel boven
een armee, samengesteld grootendeels uit onontwikkelden. Het aantal
217