bij enkele onderdeden der bezettingstroepen, zou met korteren tijd
duur kunnen worden volstaan.
Echter zij men voorzichtig door niet te ver te gaan en den dienst
bij die troepen te onderschatten. Een strijdend leger hier is minstens
evenveel als in Europa afhankelijk van zijn treinen en van het
treinpersoneel zal dus veel worden gevergd. Ik kan daarom ook
niet zoover gaan als Generaal de Greve, die H jaar voor het
treinpersoneel voldoende acht. Ik zou voor deze lieden, indien zij
niet uit vrijwillig dienenden kunnen worden ge\onden, een diensttijd
van één jaar willen behouden als minimum.
En thans mijn conclusiën ten aanzien van het eerste punt.
1. In één jaar eerste-oefentijd is het niet mogelijk van den gemid
delden Inlander een volledig geoefend soldaat te maken, die
individueel niet de mindere is van zijn te verwachten tegen
stander en hem bovendien nog schoolonderwijs te geven.
2. Zoolang de Inlander over 't algemeen physiek en intellectueel
bij den Europeaan ten achter staat en dit verschil niet wordt
vergoed door een bijzondere ontwikkeling van de gevoelens en
eigenschappen, noodig om hem van huis uit tot een goed militair
te maken, moet een langdurige eerste-oefentijd dat gemis ver
goeden.
3. Aangezien gebrek aan officieren en goed kader toch dwingt
tot het oproepen van kleine lichtingen, eischt het legerbelang,
dat voor het dienen bij de wapens selectie wordt toegepast en
de dienstplicht alleen worde opgelegd aan hen, die een zekere
mate van ontwikkeling bezitten. Aangezien hun aantal steeds
stijgende is (i), kunnen ook de jaarklassen in getalsterkte toe
nemen. Voor deze miliciens een diensttijd van 18 maanden.
De voor de secundaire diensten benoodigden zou ik het liefst
uit vrijwilligers recruteeren. Dit zal echter om finantiëele redenen
wel niet gaan, en men zal dus in den eenen of anderen vorm
tot dienstplicht moeten overgaan.
4. Moet a tout prix dienstplicht voor allen, met loting, worden inge
voerd, dan is voor onberedenen en beredenen een minimum dienst
tijd van twee jaren noodig. Al de intellectueelen zullen dan zeker
voor kadervorming noodig zijn. Dit militiekader zal alleen dan 50°/0
van het totaal mogen bedragen, indien daarnaast beroepskader
van superieure kwaliteit dient bij voorkeur Europeesch kader.
Vele en niet te korte herhalingsoefeningen, want het geleerde
(1) Naar ik hoop, zal in de toekomst ook iets aan een soort vóór-op
leiding worden gedaan in den geest der Padvinderij.
220