minder tractement en minder pensioen genieten, en geen recht op verlof naar Europa hebben. (Dit laatste, hoewel het wat minder uitsluitend bepaald had kunnen zijn, is te verdedigen). Hun positie heeft de Regeering zich gedacht gelijkwaardig aan die van de Inlandsche (bedoeld is vermoedelijk: in Indiëgevormde) geneesheeren, rechtskundigen en bestuursambtenaren. Zij zal dus staan beslist beneden die van den huidigen officier. De officieren van gezondheid zullen moeten worden getrokken uit de leerlingen van de in Indië bestaande of nog op te richten artsenscholen. De Regeering stelt zich voor, de eischen tot toelating voor de Indische Militaire Academie ongeveer gelijk te doen zijn aan die, welke worden gesteld aan de toelating tot een 4de klasse der H. 8. S. of het eindexamen Muloschool. (Is de naam Academie dan niet wat misplaatst in aanmerking genomen, dat indien aangenomen wordt een studietijd op de M. A. van drie jaren, dat na dien tijd in vele opzichten, nog niet de ontwikkeling zal zijn bereikt, gelijk aan die, welke eindexamen middelbaar onderwijs waarborgen moet?) Maar aangezien de regeering vreest, dat voorloopig deze eischen van toelating nog te zwaar zullen zijn, wil zij en dat is zeer logisch gezien een Cadettenschool in het leven roepen, met driejarigen cursus, waarop jongelui worden geplaatst ter opleiding voor de K. M. A. De toelatingseischen zullen dus wel ongeveer gelijk zijn aan die voor de H. B. S. of Mulo school (klein-ambtenaarsexamen). Met nadruk wordt gezegd, dat deze inrichtingen open zullen zijn voor jongelui van alle landaarden, dus ook voor Europeanen. Of er zich vele Europeanen zullen aanmelden, is een open vraag. Aldus de plannen. Men zal dus krijgen twee verschillende officierskorpsen, één bestaande uit volwaardige en het andere uit minderwaardige elementen. Ik aarzel niet om hier de uitdrukking minder in waarde te ge bruiken, omdat de graad van ontwikkeling van de officieren van het militieleger zoo geweldig veel lager zal staan dan die van de officieren van het staande leger. Waar zij bovendien lager worden bezoldigd, zal de Indische gewoonte om iemands plaats in de maatschappij af te meten naar het inkomen, dat hij geniet, zeker niet nalaten, hen in een andere klasse te rangschikken dan de uit Nederland afkomstige officieren. 222

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 236