zal worden voorgesteld een voorstel waarmede, naar bijna met
zekerheid mag worden aangenomen, de Regeering wel accoord zal
gaan een algeheele gelijkstelling van tractementen, ongeacht wa
pen, moeilijker opleiding, meerdere studie, enz. Het is dus niet aan
te nemen, dat de Regeering, wil zij niet het verwijt van inconse
quenties op zich laden, hier de mindere betaling zou hebben gegrond
op den lageren graad van ontwikkeling.
Maar Zij zal wel grondig hebben te overwegen, of het, naar mijne
meening enorme, nadeel van het scheppen van twee categoriën in
een korps ambtenaren (officieren), waarin in de allereerste plaats
de grootste homogeniteit moet heerschen en verder, geen naijver of
hoovaardij zou mogen bestaan, mag worden aanvaard ten behoeve
van een lager bedrag der jaarlijksche legeruitgaven. ik zou daartoe
niet gaarne adviseeren.
Uit het bovenstaande volgt, dat de meening van Generaal de Greve
niet geheel juist schijnt, waar deze in zijn Open Brief zegt:
„De opleiding van de Officieren in indië zal dus ten achter staan
bij die van de in Nederland opgeleiden het eenige motief (ik cur
siveer) dan ook, wat lager tractementen en pensioenen zou kunnen
wettigen".
Ook deel ik niet Generaal DE Greve's opinie, dat die hier te
lande opgeleide officieren uit een militair oogpunt beschouwd,
beslist onvoldoende opgeleid zouden moeten zijn. Juist, wanneer
men de eischen van algemeene ontwikkelling lager houdt, kan in
hetzelfde tijdvak, de militaire vorming deugdelijk genoeg zijn.
En door dan de hoogere rangen en hoogste rangen alleen open te
stellen voor hen, die zich door eigen studie of door het volgen van
een krijgsschool een voldoende mate van algemeene en militaire kennis
hebben eigen gemaakt, behoeven de onderwerpelijke officieren nog
geen slechte aanvoerders of leiders te zijn. Alleen zou het hen veel
meer moeite kosten, om zich zelf zoover op te voeren.
Het wil mij dan ook voorkomen, dat het minder gewenscht is,
om twee officierskorpsen te scheppen en dat het ten zeerste aan
beveling verdient, één officierskorps in te deelen bij staand- en
militieleger, hetgeen dus in zich sluit, dat alle officieren gelijkwaar
dig moeten zijn, een zelfde opleiding moeten hebben ontvangen
en dus ook gelijke betaling moeten genieten tijdens hun activiteit.
Het stelsel van tropentoelage moge ten zeerste billijk zijn, maar of
het in de practijk waarbij zooveel wordt beheerscht door de quaestie
van vraag en aanbod uitvoerbaar zal blijken, is zeer de vraag.
225