wikkeling en opleiding geheel dezelfde zijn. Maar er zal juist naar moeten worden gestreefd om in de toekomst Indië ook in die mate „weerbaar", althans zelfstandig, te maken, dat de in Indië gegeven opleiding, voor welk ambt ook, gelijkwaardig worde met de op leiding in Nederland. Het moet uit zijn met het neerzien op „maar zoo'n Indische opleiding"; een verschijnsel, dat zeker voor den officier niet zou mogen worden getolereerd. Over de kaderopleiding kan ik kort zijn. Het voorstel, een soort Instructie-bataljon op te richten, kan niet anders dan ieders sym pathie hebben. Dat men daarbij bescheiden eischen voor de toelating tot die inrichting stelt, is logischmits maar niet worde getransigeerd met de eischen voor het (met een rang) verlaten daarvan. Het zal naar mijne meening niet mogen voorkomen, dat kader van deze school afkomstig, de Nederlandsche taal niet machtig is. Ook hier bepleit ik, om dezelfde redenen als boven ontvouwd, •één onderofficierskorps, met gelijke betaling voor allen, die aan dezelfde eischen voldoen. Naast goede officieren, goed kader, wil een getal van 50 pCt. verlofskader toelaatbaar zijn. Wanneer dan de Regeering zou kunnen besluiten voor de onderof ficieren een beperkt, later meer uitgebreid, capitulantenstelsel in te voeren en, voor de eerstvolgende jaren, uitzending vraagt van deugdelijk Nederlandsch kader, danzal men ook voor het .zooveel grootere leger de benoodigde onderofficieren geleidelijk wel verkrijgen. Daarmede zijn de beide qauesties besproken, welke mij het voor naamste voor kwamen. Een kort woord nog slechts naar aanleiding van enkele reeds ver schenen geschriften ter zake. Men is tot een militie gekomen, omdat het leger noodwendig versterkt moest worden en zoo sterk moest worden gemaakt, dat het in staat zou zijn elk eerste échelon van landingstroepen, dat onze sterkste vijand, al dan niet met behulp van een tusschenbasis, in eens kan overvoeren, afdoende te slaan. Daarna moeten dan nog voldoende krachten overblijven om, eventueel na met intusschen gevormde troepen te zijn versterkt 'b, ook het tweede echelon des vijands tegemoet te kunnen gaan. (1) Indien wij daarvoor op reservebewapening hebben gerekend! Want wij zijn geïsoleerd! Zoo niet, dan heeft, gelijk reeds gezegd, ons leger hij het begin van den krijg zijn grootste sterkte. 229

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 243