bestemd is voor individueele opleiding en die in kleiner verband, de miliciens in hun eigen omgeving laten en per regentschap de opleiding door één officier met het noodige kader laten verrichten. Van schieten op schietbanen, gymnastisch onderwijs, lessen in paardrijden zal daarbij dan wel heel weinig sprake kunnen zijn; van aanleeren van orde, tucht, discipline, begrip van hygiëne, enz. al evenmin, vrees ik. Het tweede gedeelte van den oefentijd wil K. bestemmen om de miliciens in oefenkampen tezamen te brengen, niet in kazernes en dus ver van de gevaren der groote steden. Ik verwacht voorloopig niet al te veel van een dergelijk oplei dingssysteem voor Inlanders. Indien de heer K. in plaats van 2 halve jaren, twee heeie jaren had uitgetrokken, zou ik mij eerder met zijn systeem kunnen ver eenigen. Tegen kazerneering en behoorlijke kazernes heb ik niet alleen geen bezwaar, maar mijn oordeel is zelfs, dat hoe eerder en hoe langer de Inlander, die als militair moet dienen, uit het kam pongmilieu verwijderd blijft, hoe beter het zal zijn voor hem en voor het doel. Mits de kazerneering ook werkelijk aan hooge eischen voldoet. Hetgeen door Generaal De Greve in zijn „Open Brief" ten aan zien van de gelijke betaling van Inlandsche en Europeesche mili ciens wordt gezegd, meen ik te kunnen onderschrijven. Een enkel woord nog over de herhalingsoefeningen. Deze zijn voor de onberedenen hoogstens 48 dagen (in 12 jaar!), hetzij in eens, hetzij over 3 tijdperken verdeeld. Aannemende, dat men deze oefeningen over 3 tijdperken ver deelt, dus 16 dagen in elk, dan verloopen er telkens 3 of 4 jaren tusschen die tijdperken; ik acht dit systeem van herhalingsoefe ningen beslist onvoldoende. Bij de infanterie in Nederland kreeg ik miliciens voor herha lingsoefening. die slechts ruim één jaar weggeweest waren. Zij kwamen 14 dagen op, waarvan reeds 3 a 4 dagen afgingen voor aan- en afmelden, kleeden, Zondagen en terugreis. De menschen kenden nog maar bedroevend weinig. Enkele sol daten van oudere lichtingen kenden ook wel niet veel, maar, bij de jongeren niet ten achter willende staan, gaven zij zich veel moeite om bij te komen. Niet alle individuen en niet alle rassen bezitten deze goede eigenschap. 231

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 245