Alleen zij in dit verband nog opgemerkt, dat het lid van den Volks
raad, de heer Bosscha, op de enkele maanden geleden in het ge
bouw van dien raad gehouden voedselconferentie heeft gewezen op-
de voedselverspilling van de bevolking bij het vervoer van padi.
Sedert de algemeene oorlog practisch gesproken tot een eind is
gekomen, treedt hoe langer hoe meer het vraagstuk op den voor
grond, hoe de door het eindigen van het wereldgeraas uit haar
verdooving gewekte menschheid op eene behoorlijke wijze te voeden.
In groote belangstelling verheugen zich dan ook de verschillende
voedings- en voedermiddelen, want behalve de mensch moet ook
zijn vee, dat oeconomisch onafscheidelijk aan hem is verbonden, van
voedsel worden voorzien. Het laatste niet alleen, omdat het ons van
de tegenwoordig buitengewoon begeerenswaarde artikelen als vleesch,
vet, wol, melk enz. voorziet, maar ook omdat het als levende motor
een groot deel van de kracht levert, noodig voor de bewerking van
den bodem en voor tal van andere verrichtingen van meer of minder
maatschappelijk nut in elk geval tot heden onmisbaar geacht.
Tot deze verrichtingen behooren de diensten, welke wij van onze
legerpaarden vragen. Daar de benzine voor deze levende militaire
motor tegenwoordig voor ongeveer de helft bestaat uit gaba, en de
gaba de moeder is van de rijst, het hoofdvoedsel van 600 millioen
Aziaten (dit aantal op gezag van den heer Koens, landbouwleeraar
te Bondowoso), is het duidelijk, dat genoemde graankorrel, nu de
geregelde rijsttoevoer van het vaste land van Azië naar onzen Ar
chipel niet meer is verzekerd, zich in deze gewesten in buitengewoon
groote belangstelling verheugt. Het is zelfs niet geheel uitgesloten,
dat die belangstelling zoo groot zal worden, dat men haar geheel
of bijna geheel gaat opeischen voor de menschelijke voeding en wij
voor onze legerpaarden zullen moeten omzien naar een ander of
naar andere voedermiddelen, zij het dan ook slechts tijdelijk.
Alsdan zal men in de eerste plaats het oog moeten vestigen op
een dadelijk verkrijgbaar voedermiddel, dat als zoodanig niet door
de bevolking wordt gebruikt en waarvan de gronden, welke het
opleveren, niet voor beplanting met voor den mensch bestemde
voedergewassen in aanmerking komen. Dit is het geval met gras, dat
ten minste voor een groot deel van niet in cultuur zijnde en niet in cul
tuur te brengen terreindeelen, als bermen van wegen en sawahdijkjes,
afkomtig is, en waar het geteeld wordt op opzettelijk daarvoor
aangelegde velden of vloeiweiden in dezen tijd van het jaar over-
236