tactisch voorschrift, maar op eenvoudige, degelijke wijze, steunend
op kracht van overtuiging, gegrond op gedegen kennis en een
juiste waardeering ook van de psychologische factoren, welke te
velde zulk een overwegenden invloed plegen te oefenen op den
gang van zaken.
Dat hiervoor diepgaande studie noodig is, schijnt mij nauwelijks
aan twijfel onderhevig en naar mijn opvatting zal alleen, wanneer
aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, mogen worden
verwacht, dat de deelnemers aan de oefening daarvan iets zullen
medenemen, dat hun, door verruiming van hun tactisch inzicht als
anderszins, tot practisch nut kan strekken; alleen in dit geval toch
kan worden gezegd, dat de oefening positieve resultaten heeft
afgeworpen.
Nu spreekt het, dunkt mij, wel vanzelf, dat van de aldus ge
leide oefeningen dezulken het meeste profijt zullen trekken, die
zich met vrucht hebben toegelegd op vermeerdering van vakkennis,
hetzij via de H. K. S., hetzij langs den weg der zelfstudie. Even
zeer ligt het m.i. in den aard der dingen, dat zij, die zich gedu
rende hunne jonge jaren in den officiersloopbaan koesterden met
de gedachte, dat zij later nog al den tijd zouden hebben om het
verlorene in te halen, de meeste kans loopen teleurgesteld uit te
komen, wanneer zij worden geroepen om proeven van bekwaamheid
af te leggen.
Dat bij de beoordeeling van ondergeschikten de eene chef hooger
eischen stelt dan de ander, is eenvoudig niet te ontgaan. Ook zal het
zeer wel kunnen gebeuren, en alsdan zijn te billijken, dat een chef
in bepaalde gevallen, tegenover bepaalde personen, bijzonder veel-
eischend, op het onredelijke af, meent te moeten optreden om iets
bepaalds te bereiken. Dat is echter geheel iets anders dan een
dergelijk optreden tot stelsel te proclameeren. Wat onder bepaalde
omstandigheden toelaatbaar of gewenscht is, is daarom nog niet in
het algemeen geoorloofd of aan te bevelen.
De eischen moeten billijk zijn; van dien stelregel mag niemand
willekeurig afwijken, al meent hij nog zoo goed! Dat doet kapitein
v. R. wel, waar hij zegt„leder hoofdofficier moet normaal geacht
kunnen worden den kolonelsrang te kunnen bereiken!"
Er zijn tal van hoofdofficieren, die als bataljons- en als gewes
telijk militair commandant een goed figuur maakten en nochtans
de bekwaamheden misten om als Brigade-commandant op te treden.
Was het daarom een fout ze in den hoofdofficiersrang op te
nemen?
24