Nog steeds is Kap. van den Akker aan het woord over „Het
inrichten van en de strijd in de loopgraven", thans geeft hij een
denkbeeld van de wijze, waarop de bezetting van de stelling zal
optreden bij het afslaan van een aanvalook de dienst van de
troepen in de verschillende liniën van de stelling komt ter sprake.
„Losse bladen", enkele opmerkingen van Kap de Gelder ter
bestrijding van de zegswijze, dat het leger improductief is; hij wijst
terecht op de overeenkomst tusschen de uitgaven voor de weer
macht en die voor brandverzekering, brandvuur, bliksemafleiders enz.
Een episode uit den wereldoorlog en wel de groote aanvalstoot
van het leger von Hutier tegen het Engelsche front in Maart 1918
wordt aan de hand van een artikel uit „l'Illustration": „La manoeuvre
de von Hutier", besproken door Kap. Waltheer, die ons een in
druk geeft van de ontzaglijke voorbereiding, noodig om verrassend
een groote overmacht aan troepen tegen een beperkt deel van het
vijandelijk front te werpen. Wanneer men dit alles leest en over
denkt, kan men pas goed begrijpen, waarom met zoo'n voorberei
ding maanden zijn gemoeid. Het zeer levenswaardig artikel wordt
vervolgd.
Als slot het vervolg van het opstel van Kap. Dr. Thomassen
„Over den veterinairen dienst bij het Engelsche leger", bevattende
eene verdere beschrijving van de „Veterinary Hospitals".
Mavors No. 11. November 1918.
„Practische uitvoering van het in staat van verdediging brengen
van een rivierovergangsplaats" met den ondertitel: „Het nut van
grondboren" geeft den res-Luit. Ente gelegenheid om, naast een
korte beschrijving van de in gereedheid gebrachte stelling, critiek te
oefenen op de gebrekkige pionieruitrusting van den infanterist en het
medenemen te bepleiten o. a. van eenige grondboren per compagnie.
Kap. Roelofsen geeft „Eenige opmerkingen betreffende den oorlog
in het polderland". Het bijzondere in dit artikel is wel, dat Schr.
zich doet kennen als een aanhanger van den reeds doodgewaanden
leer, dat er verschillende soorten van tactiek bestaan, dus ook
een poldertactiek. De poging echter, die Schr. aanwendt om het
verschil tusschen deze en de algemeene tactiek te doen uitkomen,
kunnen we niet bijzonder geslaagd noemen
„Tactisch gebruik van zware infanterie-mitrailleurs", met welke
laatsten de Schrijver, luit.-adj. Seijn, de Schwarzlose bedoelt in
tegenstelling met de zooveel lichtere LEWls-mitrailleur. We vinden
in dit artikel nog eens den eisch, dat per veldbataljon behoort te
worden beschikt over 12 mitrailleurs, ongeacht de geweermitrailleurs.
Evenals het Nederlandsche Leger zullen ook wij het voorloopig nog
274