■doorschoten en doorzeefd, heele brokken muur waren omgevallen, daken bestonden niet meer. Andere dorpen daar in de buurt: Bi- hucourt, Achiet-le-Grand, Achiet-le-Petit, les-Essarts, Douchy, Ayette, Moyenneviile, zij waren alle sinds langer of korter tijd door de bewoners verlaten, alle kapotgeschoten, de huizen en kerken in puin, de torens omver. De dorpen, die later door de Geallieerden als genomen gemeld werden, waren geen dorpen meer! Ik heb het mijzelve toen reeds gezegd en het is sindsdien be waarheid: de inderdaad schitterende, van grootschen moed, van hooge vaderlandsliefde en offervaardigheid getuigende poging der der Franschen om hun Vaderland te bevrijden van den ijzeren druk, die poging is toen mislukt. De loopgraven, die ik zag, waaronder ook eerst kort te voren aangevangene, bij welke dus de laatste lessen in practijk zijn ge bracht, zijn geheel ingegraven, met smalie bodembreedte (1 a 1,5M.) en met byna loodrecht afgestoken wanden, wat in den stevigen bodem van Noord-Frankrijk mogelijk is. Naar de vóórzijde wordt slechts weinig of geen grond opgeworpen, de uitgegraven grond komt aan de achterzijde en wordt beplant, met zoden bedekt of weggevoerd. Het tracé is zoodanig, dat telkens niet meer dan 5 a 7 M. bezet wordt, aan weerszijden afgesloten door schouderweren van 4 M. dikte, waarachter de loopgraaf als verbindingsgang doorloopt. Hierdoor wordt een beletsel gevormd tegen pogingen tot aanvallen van de loopgraven uit de flank met de bajonet of met handgranaten, behalve, dat het normale voordeel verkregen wordt van beperking der uitwerking van het vijandelijke artillerie vuur. Vóór de loopgraven vindt men als regel twee rijen draadver sperringen van gewapend draad aan ijzeren schroefpalen, elke ver sperring ongeveer 8 M breed (zij werden op verschillende plaatsen verbreed tot 10 M) en met een afstand tusschen beide rijen van 10 tot 12 M. Vooral aan zulke hindernissen was achter het front reeds sterk gewerkt; zelfs waar nog geen loopgraven gereed of nog maar begonnen waren, werden de draadhindernissen reeds aangetroffen. Op mijn verzoek, ook eene artilleriestelling te mogen zien, werd aanvankelijk beslist, dat wij naar eene der opstellingen der zware artillerie zouden gaan,- die verder naar achteren gelegen zijn. Daar ik evenwel de voorkeur gaf aan eene stelling voor veldartillerie, werd ook daarin dadelijk toegestemd; er was dus geen sprake van, 283

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 307