De depots, waarin de munitie voor een deel bewaard wordt, zullen, naar gelang ze verder naar achter gelegen zijn, verschillend zijn ingericht. Ik zag een groot munitiedepot (en andere dergelijke in aanbouw) op misschien 25 K.M. achter de gevechtslinie. Aan weers zijden langs een hollen weg, waarvan de toegang aan iedereen verboden was, waren in den grond tal van magazijnen uitgegraven (zie fig. 4), die door gebroken gangen met den hollen weg in verbinding stonden. De dekking, althans die boven den ingang, leek mij zeker niet bomvrij. De veiligheid wordt blijkbaar verkregen door geheim houden van de plaats van opslag. De opschriften boven de ingangen vermelden, behalve de normale artilieristische benaming der projec tielen, ook de bijnamen door de soldaten aan-het betrokken geschut gegevenzoo las men b.v. Bertha, Eberhard en andere namen. De levensduur van het geschut valt zeer mee, zij zou minstens het dubbele zijn van die, waarop gerekend werdook van de zijde der Geallieerden is iets dergelijks vernomen. De gebezigde projectielen zijn zoowel granaten en granaatkarteten als 'orisantgranaten (in tijd- en schokstelling) en eenheidsprojectielen. Maar bovendien dit heb ik uit meer dan één onverdachten bron zijn er gedurende dezen oorlog een niet onbelangrijk aantal nieuwe soorten projetielen ontworpen, vervaardigd en bestemd voor bijzonder gebruik. Over het bezwaar van meer ingewikkelde munitieaanvulling is men daarbij blijkbaar heengestapt. Mogelijk is een dezer „Spezial-Geschosse" ook een, dat bestemd is voor het vuren op vliegtuigen. Ik zag een vliegergevechteerst het naderen der vijandelijke verkenners, dan het op hen afgegeven artil lerievuur en vervolgens het opkomen der Duitsche vliegers. Daarbij trof mij vooral het buitengewoon lang blijven hangen der spring- wolkjes, zóó bijzonder lang zelfs, dat het mij eerder hinderlijk dan bevorderlijk voor eene goede en gemakkelijke vuurleiding toescheen, ik kan niet zeggen, of het verschijnsel was toe te schrijven aan de bijzondere gesteldheid der hoogere luchtlagen of aan speciaal daar voor bepaalde samenstelling der springlading. Zoowel bij dit vliegergevecht als vroeger en later bij gesprekken met troepen- en stafofficieren, ten slotte ook in een onderhoud met meerdere Duitsche vliegerofficieren, werd mij verzekerd, dat slechts een vrij onbeduidend procent der vliegtuigen wordt omiaaggebracht door artillerievuur, doch verreweg de meeste in luchtgevechten. Het thans in gebruik zijnde afweergeschut is bijna uitsluitend voor dat doel geconstrueerd. In het begin van den oorlog is er nog wel eens geïmproviseerd; tegenwoordig komt het gebruik van der- 287

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 311