zijn aanpassingsvermogen en zijn vindingrijkheid noemen, die in de zen oorlog weder op zoo menig gebied gebleken zijn. Het gebrek aan benzine wordt met goeden uitslag bestreden door voor auto's enz. benzol te bezigen, een bijproduct van de teerwinning; het stinkt wat meer en geeft een vrij vuilen rook, maar het is uitste kend bruikbaar. Onze autotochten aan het front, waarbij we over vrij glibberige wegen met soms nogal flinke hellingen snelheden tot 80 K. M. bereikten, werden met benzol gedaan. De benzine blijft aldus beschikbaar voor de vliegtuigen en andere fijne machi nes waarvoor benzol te veel aanzetsel zou geven. Dewijl de rubber zoo schaarsch is, werden al veel autoraden gebezigd van een nieuwe constructie, waar een stalen, in segmen ten gebroken radband gedragen wordt, niet door speeken, doch door zeer sterke spiraalveeren, die de plaats der speeken innemen. Aan het front^waren echter alle auto's, die ik zag, nog van lucht banden voorzien. Olieën en vetten, waarvan het verkrijgen met zoo groote moei lijkheden gepaard gaat, worden nu ook gewonnen uit de vroeger als absoluut waardeloos weggeworpen vruchtenpitten. In elke spoorweg coupé vindt men eene opwekking om die pitten te verzamelen en in te leveren en dat deze opwekking ook succes heeft, bleek mij uit photo's, die ik te Berlijn zag, waarop meters hooge stapels van die pitjes waren afgebeeld. Een ander biljet, in elke spoorwegcoupé aangeplakt, verzoekt het publiek eikels en kastanjes in te leveren (of door de kinderen op schoof te doen inleveren, handige organisatieomdat daarin stoffen voorko men, welke voor de voeding van mensch en dier van belang zijn. De voedselvoorraden in Duitschland mogen al, wat vele artikelen betreft, schaarsch zijn, aan uithongering valt niet te denken. Aan het front was een kalme overvloeddaar geen vleeschlooze dagen, aan de officierstafels eene aangename afwisseling van spijzen, zonder overvloed, met vleesch a discrétion eh ook in de soldatenme- nages een krachtige, veel vleesch houdende voeding, waarvan ik mij op mijn verzoek mocht overtuigen. De bereiding van het eten, voor zoover die in de keukenwagens geschiedt, heeft nog iets eigenaardigs, dat althans mij nog niet bekend was: de ketels met spijs hangen daar in een glycerinebad, dat zoo heet wordt, dat de toebereide spijzen er gedurende 40 uur warm in blijven en voor bederf bewaard. Ook in het binnenland heerschte nog lang geen hongersnood. „Es ist knapp, aber es reicht 1" dat was het algemeene oordeel. 291

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 315