en 2). Volbeladen wagens kunnen dagelijks over 30 K. M. ver
plaatst worden.
b).— Festungsfeldbahnen.— De rails en wagens zijn voor een deel
zwaarder gebouwd dan die der „Pferdefeldbahnen", omdat ze voor
transport van zwaar vesting- en belegeringsgeschut dienen. De
baanvakken zijn slechts 1 M. lang. Gemiddelde rijsnelheid per uur
3 K. M.; 2 K. M. 's nachts.
c) Lokomotivfeldbahnen.—Baanvakken van 1.5 a 2 M. lengte,
gemonteerd op 3 dwarsliggers, die met lasschen worden verbonden.
Gemiddelde rijsnelheid 10 K. M. per uur, gewicht per M. ±9 K. G.
(figuren 3 en 6).
De Russen hebben gedurende den tegenwoordigen oorlog gebruik
gemaakt van smalspoormaterieel van een type, dat veel overeen
komst heeft met dat van fig. 1, doch de baanvakken zijn iets korter
en voorzien van een ijzeren dwarsligger (kanaalijzer) (The Times
History of the War, Deel IV blz. 404).
Hieruit blijkt duidelijk het verschil met ons Décauville spoor, be-
hoorende tot de „Förderbahnen" of werkspoor 33 en 34 deel
III Handboek Technischen Dienst voor de Veldcompagnieën van
het Korps Genietroepen; railhoogte 4.5 c.M, spoorbreedte 40 a 50
c.M., gewicht per M. 4.5 K. G., baanvakken van 1.25, 2.5 en 5M.;
een baanvak van 5 M. en 50 c.M. breedte weegt met dwarsliggers
-F 64 K. G.).
Verder noemt het Oostenrijksche werkje nog de „feldmaszige
Vollbahnen" die ook in 23 van vorengenoemd Handboek
vermeld zijn [aanleg slechts over korten afstand door „koelies"
Aan dierlijke trekkracht zijn in het algemeen de volgende voor
deden verbonden: Eenvoudig materieel; herstellingen zijn gemak
kelijk uit te voeren; men heeft geen bijzonder opgeleid personeel
noodig; een treinongeluk veroorzaakt weinig oponthoud, terwijl bij
Breed spoor heeft railtypes tot 14 cM. hoog en 40 K/G. per M
spoorbreedte tot ruim 1.50 M. De lijn Tjikampek-Tjilamajaheeft
bij een spoorbreedte van 0.60 M. rails van 12 K. G. per M. Bij het nor-
maalspoor past men rails van 26 en 34 KG/M. toe.
Feldbahnen haben den Nachteil, dasz dort, wo sie die Fortsetzung
einer Vollbahn oder eine Lücke (Unterbrechung, Zerstörung, Umgehung
einer Festung etc.) im Zuge einer Vollbahn oder zwischen zwei Vollbahnen
ausfüllen sollen, eine einmalige bzw. zwcimalige Umladung nötig ist. Um
diesen Nachteil zu vermeiden, wird man sicli in vielen Fallen entschlies-
sen, an Stelle schmalspuriger Feldbahnen zum Baue von Vollbahnen mit
feldmaszigen Mitteln zu schreiten.
306