Op het punt van voorbereiding van den bouw van veldspoor- wegen valt bij ons nog veel te verrichten. Men zal daarbij ook bedacht moeten zijn op de oplegging van voldoende hout voor het slaan van eenvoudige bruggen (figuren 4 en 7). In O o s t e n r ij k bezigt men bij velaspoorwegen naast houten voorbereide ijzeren bruggen (systeem Herbert, met maximum 25 M. vrije spanning), die ook voor overgangen voor gewoon verkeer worden benut b.v. op pontons om het aantal drijflichamen aanzienlijk te beperken. We zullen om financieele redenen helaas wel genoodzaakt zijn grootendeels het materieel in oorlogstijd op te vorderen en voor het gebruik eenvormig om te bouwen. In andere rijken heeft men groote voorraden voorbereid materiaal reeds in vredestijd opgelegd. Men zie b.v. het artikel in de R. d. G. van 1913 „Organisation du génie dans i' armée russe", waarin staat aangegeven, dat daar te lande toenmaals 5 vervoerbare smalspoorparken aanwezig waren a 106 K. M. per park; 2 met mechanische (60 locomotieven, 320 wagens) en 3 met dierlijke trekkracht (1800 wagens) .Wat er verder aan telefoonmateriaal, werktuigen, administratie-benoodigd- heden, legerings- en verplegingsmateriaal enz. bij een park behoort, vinden we uitgebreid behandeld in het reeds genoemde Oosten- rijksche handboekje voor onderofficieren der spoorwegtroepen. Elk park beschikt over materiaal en gereedschappen om een herstel lingswerkplaats op te richten. Ik vestig er nog de aandacht op, dat met het op suikerfabrieken en bij de S. S. opgelegde veldbaanmaterieel bij lange na zoo'n snelle aanleg niet mogelijk zal zijn, als met voorbereid materieel, waarbij kleine stukken rails en dwarsliggers tot handelbare baan vakken zijn vereenigd. In verband met het niet eenvormige materieel, dat op verschil lende plaatsen op J a v a zal worden aangetroffen, zal 't zaak Bij ons is slechts 25 K M. Decauville-baan opgelegd, waarvan echter een klein deel, dat benut wordt bij den geniedienst, niet meer geheel bruikbaar is. (Genie-order No. 17, sub III, Hoofdstuk XVIII.) Muster für die Bauweise der Feldbahnen, namentlich aberfürihren Oberbau, fanden sich bei den in der Landwirtschaft und im Gewerbe üblichen Feld- und Förderbahnen. „Man glaubte zunachst, sich für den Kriegsbedarf auf die Vorate verlas sen zu konnen, die für diese Zwecke in jedem Lande vorhanden sind und die bei Bedarf für die Zwecke des Heeres in Anspruch genommen werden könnten der Gedanke erwies sich aber deshalb als undurchfübrbar, weil die Bauteile zu ungleichartig sind." Wernekke. 308

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 336