Marcheeren der Infanterie I. Algemeen. De infanterist met 60 K.G. lichaamsgewicht, die met eene bepak king van 26 K.G. (ongeveer die van den N. I. infanterist zie W. J. I. K. V. 1914) een marsch van 30 K. M. maakt (passen van 75 cM., lichaamsverheffing bij eiken pas 6 cM.), verricht een 30 000 arbeid van (60 26) X X 0.06 K.G.M. 206.4CC K.G.M. U.75 De Fr. generaal Maud'huy berekent voor manoeuvretijd (met loop pas, manoeuvreer- en gevechtsbewegingen enz.) nog meer dan het dubbele. Voorts rekent hij den arbeid van den handwerksman (8 uur daags) in 6 werkdagen op i.8CO.OOO K. G. M., waarna hij voor den infanterist tot een rustdag komt van eiken vijfden dag. Het behoeft dan ook geen betoog, dat het v.n.l. de marschen buiten en op het gevechtsveld zijn, die het weerstandsvermogen van den troep verminderen, en de voornaamste oorzaak zijn der ontstane vermoeienis. Bovenstaande gegevens hebben betrekking op gematigde klimaatgordels. In de tropen treden nog andere fac- teren op wegens hitte, uitwaseming des lichaams, enz., waarom het voorschrift van ons punt 53 (3) V. V., n.l. eiken vierden dag een rustdag te geven, zeer juist gezien is. Men kan dan echter in de 3 voorafgaande dagen een af te leggen afstand van 100 K. M. eischen, manoeuvreer- en gevechtsafstanden inbegrepen. Wat de doorgestane vermoeienissen betreft, deze is lang niet altijd recht evenredig met den afgelegden afstand. Een slecht geleide marsch van 20 K. M. of een, die in ongunstige omstandigheden wordt aanvaard (onvoldoende voeding of slaap, geknakt moreel, enz.), zal méér van de krachten van den man vergen dan een marsch van 30 K. M. onder gunstige omstandigheden fzie ook V. V. 56 (2)]. 316

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 344