25 K.M.
April, 1ste helft: tweemalen een marsch door 2 compagnieën,
de eerste 22Yi, de tweede 25 K. M., evenzoo
de beide aridere compagnieën.
Mei 1ste helft: 4 marschdagen achter elkander, telkens 3 com
pagnieën; le dag: le, 2e, 3e Cie.
2e dag: 2e, 3e, 4e Cie.
3e dag: 3e, 4e, le Cie.
4e dag: 4e, le, 2e Cie.
Mei 2e helft: idem doch le dag: 3e, 4e, le Cie.
2e dag: 4e, le, 2e Cie. 25K.M.
3e dag: le, 2e, 3e Cie.
4e dag: 2e, 3e, 4e Cie.
Juni 1ste helft3 marschdagen achter elkaar door het bataljon,
le dag 20, 2e dag 22Yt, 3e dag 25 K. M.
Juni 2e helft of Juli: zoo noodig bataljonsmarschen: overigens 2X3
marschdagen der brigade; maximum 30 K/M.
(Zie ook XV hierna).
Vanaf 1 April de marschen met oefeningen te combineeren.
Wat toch is het geval bij het marcheeren van een troep, welks
onderdeelen, wat marschtraining en marschautomatisme betreft, niet
homogeen zijn?
Men zal zich dan moeten regelen naar het bataljon (Cie. enz.),
dat het minst goed in training is. Deed men het omgekeerde, dan
zoude men al spoedig een groot aantal uitvallers krijgen. Die homo
gene training is alleen te verkrijgen door samen te oefenen in het
marcheeren.
VI. De colonnebreedte op marsch.
Bij een grootere breedte dan 4 man in front, zal de aandacht van
den man te dikwijls worden opgevorderd door den eisch, in de
richting te blijven (bij 4 man in front gaat zulks na eenige oefe
ning vrijwel vanzelf).
Eerste gevolg: hersenwerking. Tweede: spoedige intrede der
derde marschperiode. Voorts zoude bij eene breedere formatie dan
4 man in front de frissche lucht niet tot de binnenrij en in vol
doende mate kunnen doordringen. Bovendien is een formatie van
vieren van voldoenden invloed op het van elkaar overnemen van
het marschautomatisme, terwijl de diepte der sectie nog goed veroor
looft het blijven onder het oog van den S. C. Tot het bewaren van het
marschautomatisme blijve voorts ieder precies achter den voorman.
320