man, die geneigd zou zijn, achter te blijven, zal vertrouwen hebben in zijn commandant en het tot de eerstvolgende rust trachten bij te spijkeren. Z. g. „groote" rusten vormen altijd een kwaad, zij het dan ook dikwijls een noodzakelijk kwaad. Men zal de eerste periode weer hebben door te maken en bovendien is het marcheeren met een gedurende de rust gevulde maag bezwaarlijk, wijl het bloed gedeel telijk benoodigd zal zijn voor de spijsvertering, en dus de spieren met minder moeten volstaan. Daardoor wordt de gang loom én geraakt de spijsvertering in de war. Beter is het daarom, den man eenig voedsel te doen medene- men en hem, ook gedurende sommige korte rusten gelegenheid te geven, daarvan iets te nuttigen, zoodat het voedsel geleidelijk wordt verwerkt. Een groote rust kan echter noodzakelijk blijken, om over spanning van spieren en zenuwen (vierde periode) te voorkomen; 1/2 a 1 uur rust is daartoe in den regel voldoende. De grenzen van 62 (3) zijn wel wat ruim gesteld. Een marsch b.v. van 27 K. M. (6X4'h), alzoo bij een duur van 6 uur, kan door een goed getrainden troep ten slotte zonder groote rust worden afgelegd. Bij drukkende warmte neme men natuurlijk deze grens lager. Tactische omstandigheden kunnen er soms toe dwingen, dat men met z.g. snelle of geforceerde marschen ergens kome, zij het dan ook maar met een gedeelte van den troep (Davoust bij Austerlitz, Ney bij Jena). Elke commandant dient in dergelijke gevallen precies te weten, wat hij van zijn troep kan vergen [(vlg. ook V. V. 75(1) en 80 (1)]. Bij het vlug bezeten van een stelling of belangrijk punt zal de bat. commt. soms kunnen gelasten: le en 2e sectie geven hun veldzakken aan de 3e en 4e sectie (in elke comp.); de 4 halve compagnieën met vermeerderde snelheid voorwaarls, andere lang zaam volgen. Dit geldt natuurlijk voor korte afstanden. Bij lange afstanden (de hierboven genoemde snelle of geforceerde marschen) zal de commandant op een vrij groot percentage uitvallers moeten rekenen en daarnaar handelen. Moet gedurende eenige dagen ach tereen over groote afstanden worden gemarcheerd, dan zal het aan beveling verdienen elke compagnie een twintigtal veldzakken op de bagagekarren te doen medevoren, alzoo 5 per sectie. fVgl. ook V. V 75 (2)J. Afwisselend late men dan 5 man per sectie zonder veldzak loopen, beginnende met de zwaksten. Ook kan men com- mandeeren: rechter rij veldzakken af, derde- en linker rij dragen (als een koffer aan de hengsels); daarna derde rij veldzakkenaf, le en 2e rij dragen, waarna 2e rij en 4e rij als le en 3e. In al deze 323

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 351