8. Verlengde pas.
Voorbereiding voor den looppas.
Als gewone pas, doch lengte 0.81 a 0.90 M. Schoeisel, zie 1.
9. Voorwaarts gaan met dij half heffen, beenstrekken en.plaatsen.
Voorbereiding voor den paradepas; in bewegingen; daarna 57 a 80
per minuut.
10. Par acepas.
Zie R. 1. I, punt 21.
11. Pas veranderen en markeeren.
Zie R. I. I. punten 22 en 23.
12. Achterwaartsche pas.
Zie R. I. I, punt 24. De armen echter aanvankelijk natuurlijk
zwaaien, anders wordt de pas te kort gemaakt.
13. Voorwaarst gaan met appèl elke 4 of 8 passen.
Ais gewone pas, doch om de 4 (8) passen wordt de voet met de
volle zool en lichten stamp neergezet.
Doel: ontwikkeling van het maatgevoel.
14. Voorwaarts gaan met pasver ander en (een- twee- eentweedrie).
Eiken derden pas. Doel: het verkrijgen van een lichten vlotten
gang. Dezelfde oefening bij teenengang en bij den achterwaaitschen
pas.
b. Het loopen.
Hierbij is, in tegenstelling met het gaan, bij eiken pas, het lichaam
een kort oogenblijk geheel van den grond (zweven).
1. Looppas.
Voorbereidingen:
versnelde pas
verlengde pas zie boven-
langzame looppas (zg. sprongloop).
Zie overigens R. 1. 1 en V. G. O. De. lengte van 0.80 M. is beslist
te kort en zou moeten worden 0.90 M.
2. Snelloop.
Voorbereidingen
Versnelde teenengang.
Looppas op de teenen. (lengte 1 M snelheid 165 per minuut).
Zie overigens V. G. O.
334