eens die fuselier ontbreekt, waarbij, over de tusschenruimte van
tenminste zes dagen, te weinig continuiteit in de oefening zelf schuilt,
waarbij veel te weinig gelegenheid is om in schietkampen e. d. te
oefenen een oefening, die bovendien in verschillende garnizoenen
(o. a. Meester-Cornelis) allesbehalve een genoegen is.
Toch is juist het schieten een onderdeel van den militairen dienst,
waarvoor de ambitie van den Europeeschen soldaat zeer zeker ge
wekt en wakker gehouden kan worden. En wanneer men dit schieten
meer in den vorm van een meerdaagsche oefening, waarbij wordt
schijfgeschoten, ging beschouwen, zou men de ambitie vermoedelijk
reeds beduidend bevorderen.
De compagnie zou dan bijv. per 3 maanden ongeveer 14 dagen
op meerdaagsche oefening kunnen gaan, afwisselend naar een goed
aangelegd en ruim schietkamp (ik denk hierbij o. a. aan de „Hars
kamp" in Holland) en „schieten in het terrein", dus niet op te voren
aangelegde banen. En bij deze laatste oefeningen beschouwe men
de troep dan geheel als „op patrouille": 3 dagen vivres bij den man,
de rest plaatselijk aankoopen, slapen onder tentzeilen of in inge
huurde huizen, de man kookt zelf, enz.
9. In de buitengewesten is voldoende gebleken, dat de Europeesche
fuselier graag op patrouille gaat. Daarom zou het aanbeveling ver
dienen om den Europeeschen soldaat op Java tenminste 8 a 10
dagen per maand op meerdaagsche oefening te zenden, geheel op
dezelfde wijze als hij in de buitengewesten op patrouille gaat. En
die oefeningen moeten dan niet uitsluitend marschoefeningen worden:
er is voor den Europeeschen soldaat niets geestdoodenders te denken
dan het vrijwel zonder doel „palen-verslinden" langs Java's wegen.
In de buitengewesten is de soldaat tenminste even zwaar bepakt
op patrouille als zijn kameraad op Java bij de meerdaagsche marsch
oefeningen. En hoewel deze oefeningen op de buitengewesten nim
mer in dien vorm gehouden worden, is de marschvaardigheid van
den soldaat er hooger ontwikkeld dan op Java. La victoire est aux
armées qui manoeuvrent maar tot het verkrijgen van die marsch
vaardigheid is het eenige en uitsluitende middel volstrekt niet het
geestdoodende marcheeren in lange colonnes langs stoffige wegen.
Het kan noodzakelijk zijn, dat dergelijke oefeningen een enkele
maal worden gehouden ter oefening van de aanvoerders in hoogere
verbanden, doch voor het individu bestaan betere en aangenamer
Men denke eens aan de marschvaardigheid, door de divisies ma-
réchaussée van O. en W. Java tijdens de manoevres van 1917 ontwikkeld.
Asymptoot.
340