Nadat zij midden in de colonne van een divisie heeft plaats ge
nomen, zien wij haar bij het aanvallend gevecht, aan de hand van
een oefening op de kaart, vijandelijke schildartillerie bestrijden om
het zich vastzetten van de eigen infanterie te vergemakkelijken en
de ontwikkeling van de veldartillerie mogelijk te maken.
Terwijl zij met een deel die artillerie in bedwang houdt, neemt
zij met een ander deel een dorp onder vuur om den vijand „zu
erschüttern", niet om hem te verdrijven. Dat doet de infanterie.
Men ziet haar uit tactische overwegingen van stelling ver
wisselen enz. enzalles in samenwerking met de veldartillerie en
infanterie.
Wanneer bij de zware artillerie toenmaals reeds een zoodanig
nauwe samenwerking wordt vereischt, dan zal het duidelijk zijn,
dat die tusschen de vlakbaanveldartillerie en de lichte veldhouwit-
sers nog veel inniger moet zijndie beide artillerie-soorten moeten
elkaar onmiddellijk kunnen aanvullen.
Dat nu is door autotractie niet te bereiken.
Overste Logger komt in de Juli- Augustus-aflevering van 1917 van
het A.T. tot de volgende conclusies:
1. dat men voor het tegenwoordige nog alleen maar kan spreken
van motorartillerie, als men bedoelt anti-ballongeschut op auto's;
2. dat voor het vervoer van het geschut, in vele gevallen met
voordeel van trekmotoren of vrachtauto's gebruik kan worden ge
maakt, doch dat de aanwending daarvan op het eigenlijke gevechts-
veld blijft buitengesloten
3e. dat de oplossing van het vraagstuk zal moeten worden gezocht
in de richting van het construeeren van een motoraffuit, terwijl
men in de September-aflevering 1918 van hetzelfde tijdschrift, in
een artikel over de organisatie van houwitserbatterijen, de uitspraak
leest„Hier komt bij, dat voor het vervoer van de vuurmonden van
12 en" 15 cM., althans voorshands, gebruik zal moeten worden
gemaakt van paardentrekkracht, omdat motortrekkracht nog niet
in zulk een vorm kan worden toegepast bij het vervoer van ge
schut, dat het in stelling komen daarvan onder alle omstandigheden
verzekerd is, hetgeen met paardentrekkracht in de meeste gevallen
wel het geval zal zijn".
Ik maak mij niet ongerust, dat het legerbestuur veel voor een
8,5 cM. Hw. als eenheidskanon zal voelen, doch wel vrees ik, dat
het wegens het geringe aantal paarden, dat op Java aanwezig is,
spoedig geneigd zal zijn, omtrent de paardentractie een non pos-
sumus uit te spreken.
34