Een hoofdzaak bij alle sport blijft echter de goede en toch niet
op den voorgrond tredende of hinderlijke leiding der officieren,
practische opzet en tact, zoodat de ambitie en de belangstelling le
vendig blijft, naast goede voorgangers en onderwijzers. Voorts een
nimmer schriele hand bij het beschikbaar stellen der benoodigheden:
sport is een zeer gewichtig leger-beiang. En wanneer men op de
juiste en vooral practische wijze in deze richting werkt, zal het niet
noodig blijken om de huisvlijt in ons leger te introduceeren, hetgeen
slechts te waardeeren zou zijn, omdat het bevorderen van knutselen
en het kweeken van knutselaars niet bepaald het bevorderen en
opwekken van militaire deugden en eigenschappen kan beteekenen.
Het kan zijn nut hebben voor gebrekkigen, oude visschers, lieden
van landweer of landstorm, maar niet voor Indische soldaten.
Hetgeen hierboven werd betoogd voor den Europeeschen soldaat,
geldt mutatis mutandis ook voor de Inlandsche soldaten en dan
vooral voor den Javaanschen en met hen gelijkgestelden soldaat. Al
zijn er ook voor den Amboinees en den Menadonees zeer zeker
desiderata, die tegenover deze trouwe en uitstekende bestanddeelen
van ons leger niet vergeten mogen worden bij de tegenwoordige,
maatschappelijke mode om alleen den Javaan op te heffen toch zal
men in de eerste plaats de opheffing van den zoogenaamden „In-
landschen fuselier" moeten ter hand nemen.
Doch, zooals reeds gezegd, zonder een voorafgaande betere se
lectie en bibitwinning, welke alleen mogelijk is door het scheppen
van betere levensvoorwaarden, zal een opheffing van deze cate
gorie weinig resultaten brengen.
Het onderwijs zal hier in hoofdzaak de eerste beginselen van het
lager onderwijs betreffen: de analphabeten moeten uit ons leger
verdwijnen. Daarom moet het onderwijs in lezen, schrijven en re
kenen in eenvoudigen vorm een in geen enkel opzicht te verwaar-
loozen onderdeel van de soldaten-opleiding vormen.
Het is waarschijnlijk het meest aanbevelingswaardig om dit on
derdeel der opleiding bij de depot-bataljons aan te vangen, waarbij
er echter op gelet dient te worden, dat de resultaten van het on
derwijs niet door voortdurende tusschentijdsche toevoeging van
leerlingen aan de klasse worden belemmerd. Voorts moet het on
derwijs voldoende van gehalte zijn.
Nu zal het zeker aanbeveling verdienen om hiervoor de hulp
van particuliere Inlandsche onderwijzers in te roepen, waarbij echter
voortdurend toezicht door officieren en kader dringend noodig is:
342