king te geven over een gamelang en te trachten om, eveneens per bataljon, een soort Inlandsch tooneel (wajang-orangj in elkaar te zet ten. Deze ontspanning wordt, althans op de buitenbezittingen, door den Javaanschen soldaat zeer gewaardeerd. Men wenscht, zooals gezegd, ook den Inlandschen soldaat op te heffen. Niets zal vermoedelijk meer en krachtiger den steun van het gansche officierskorps naast zich vinden. Maar voor alles zal men bij deze pogingen moeten aanvangen met een intensieve verbe tering van het gehalte van den Inlandschen en vooral van den Ja vaanschen soldaat. Een eerste vereischt'. is het verbeteren van de levensomstandigheden. Maar bovendien: het leger moet meer po pulair, meer geacht en gezien worden ook in de Inlandsche samen leving. Daarbij moet men vooral op de psyche van den inlander acht slaan. Een Inlander hecht aan uiterlijkheden, aan schittering en fraaien schijn. Dat blijkt bij alles, bij z'n feesten en bij z'n gods dienstige en maatschappelijke plechtigheden. In de eerste plaats moet men daarom den Inlandschen soldaat niet in een verfomfaaid grijsgroen jasje zonder snit en zonder eeni- ge „schittering" als uitgaanstenue laten rondloopen, op een paar „modeltrappers" en gedekt door een vormlooze en onooglijke pet, waarvoor iedere moderne koelie zich, en ten rechte, schamen zou. Heeft een van onze militaire deskundigen op het gebied van klee ding en uitrusting misschien wel eens een Inlandschen politiedienaar van het sultanaat Djohor gezien? Ze komen nu en dan op Riouw met verlof en zij demonstreeren vrij gelukkig, hoe ook een Inlandsch politiedienaar netjes en zelfs keurig gekleed kan worden. En dan, is het onze deskundigen nooit opgevallen, hoe gaarne en met zekeren trots een gepensionneerd militair zijn medaille voor trouwen dienst en zijn expeditiekruis draagt? Ligt hierin niet een vingerwijzing om, vooral nu Willemsorde en eervolle vermelding meer en meer een glorierijke herinnering aan glorierijke dagen worden, ook voor Inlandsche soldaten wat meer, zij 't dan ook andere onderscheidingen beschikbaar te stellen? Sinds 1910 wordt er in het gewest Timor voortdurend en soms vrij stevig gevochten; wij schrijven nu 1919 en nog altijd is er geen expeditiekruis uitgegeven. Waarom is men in deze dingen toch zoo kieskeurig? In Holland krijgt een dienstbode bij haar vijf-en-twintigjarig jubileum een me daille van de Oranje-Nassau-Orde. En een bode van het stadhuis, een koetsier of rijknecht van het koninklijk huis, een braaf politie agent en een verdienstelijk bruggewachter zien zich betrekkelijk spoe dig op gelijke wijze onderscheiden. Waarom wordt het Indische 344

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 372