invfoed zijn op de mogelijkheid van een infanterieaanval ook zonder steun van artillerie. Terecht trekt Schrijver te velde (blz. 940) tegen „de zucht om elk onderdeeltje, hoe klein ook, door artillerie te doen steunen". Maar hieruit volgt noodwendig, dat dan toch een deel der infanterie ook zon der steun van artillerie ten aanval zal moeten oprukken. Wat is echter te verwachten van een troep, welke doordrongen is van de zoo apo dictisch door Schrijver geuite stelling! (Zie ook blz, 934 onderaan We schrijven hier steun van Artillerie. Het woord „voorbereid" op blz. 925 (4e alinea) moet in dit verband wel als een „slip of the pen" worden beschouwd. De tiid, waarin men meende, dat ook in den veldoorlog de infanterieaanval door geschutvuur moest worden voorbereid, ligt reeds verre achter ons; ten koste van bloedige ver liezen moesten de Engelschen in Zuid-Afrika ervaren hetgeen voor militaire deskundigen in de Continentale legers ook toentertijd geen openbaring meer was. Waar Schrijver zelf ons op blz. 929 onderaan zulk een juist beeld geeft van de wisselwerking tusschen Infanterie en Artillerie, kan van voorbereiden" in dit verband wel bezwaarlijk sprake zijn. Wel kan een sprong van de Infanterie door Artillerievuur worden voorbereid (blz 935), waarvan Schrijver ons op blz. 934 en 935 een beeld geeft. Toch zal de Infanterie er op moeten rekenen, dat zij óók na een minder volkomen artilleristische voorbereiding terrein zal moeten winnen, daarbij steunende op haar eigen vuurkracht en die van de machinegeweren. Zonder verliezen wordt nu eenmaal geen overwinning bevochten; het is maar de vraag, welke verliezen in een bepaald geval het te bereiken doel waard wordt geacht. Bovendien, de door Schrijver aangegeven samenwerking heeft blijkbaar in de eerste plaats ten doel, de aanvallende Infanterie te beschermen tegen vijandelijk geweer- en mitrailleurvuur. Maar nog andere gevaren bedreigen haar, n. 1. het vuur van de verdedigende Artillerie; en is deze behoorlijk gedekt, dan zullen de daardoor veroorzaakte verliezen wel in den koop moeten worden genomen. Toepassing van de door Schrijver geschetste wijze van samenwer king ter bescherming van de aanvallende Infanterie tegen het vij andelijk artillerievuur zal wel slechts bij uitzondering mogelijk zijn. En tóch zal de Infanterie ook dan blijmoedig voorwaarts moeten gaan. Wee haar, als zij bevangen door overdreven „Verlustscheu" in haar plicht te kort zou schieten! 353

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 381