Voor de Infanterie zal het wel weinig uitmaken, of de verliezen
haar door geweer- of G. K. kogels worden toegebracht.
Tal van gevallen zullen zich voordoen, waarin het Hoofdwapen
ook zonder, of zonder voldoenden steun der Artillerie vooruit moet,
al zij het slechts om den tegenoverliggenden verdediger aan zijn
plaats te binden.
Wat zal van zoo'n beweging terecht komen, als onze Infanteristen,
doordrongen van de haar door den heer van der Poll zoo dogmatisch
toegediende leerstellingen, zich bij voorbaat machteloos gevoelen?
Neen! de rollen moeten niet worden omgekeerd. Laat de Artillerie
hare technische volmaaktheid zoo hoog mogelijk opvoeren, laten
Artillerie èn Infanterie volkomen op de hoogte zijn van de wijze,
waarop van den steun der Artillerie het meest mogelijk profijt kan
worden getrokken; in de eerste plaats het Hoofdwapen zal daarbij
baat vinden.
Maar als de Plicht een voorwaarts gaan gebiedt, als een angstvallig
wachten gelijk zou staan aan verraad jegens onze reeds in den strijd op
leven en dood gewikkelde kameraden, dan moet de Infanterie door
drongen zijn van het besef, dat zij is het Hoofdwapen, dat de hoofdtaak
vervult en in het gevecht de beslissing brengt! [G. H. 60 (1)].
De Artillerie is en blijft een hulpwapen, ongetwijfeld een zeer
belangrijk, waarvan de hulp als regel beslist onmisbaar is, maar ze
mag bij de aanbieding van haar hulp niet vervallen in eene hinder
lijke opdringerigheid, welke de Infanterie in hare actie belemmert,
hare bewegingen vertraagt, haar offensieven geest vermoordt
Het is dus niet voldoende dat de Artillerie zich klaar voor oogen
stelt, op welke wijze zij de Infanterie op de meest volmaakt wijze
kan ondersteunen, indien de Injanterie zich naar haar regelt vol
gens het door Schrijver aangegeven schema, maar zij behoort ook
met ernst het geval onder de oogen te zien hetwelk zeker niet
tot de onwaarschijnlijke uitzonderingen behoort dat vóór alles
spoedige steun noodig is.
In een dergelijk geval kan geen aandacht worden geschonken
aan een meest wenschelijken „minimum afstand", bestaat geen ge
legenheid om de overigens zeer lofwaardige theorieën betreffende
„Het groote geweer(I.K.V. No. 55 blz. 96 e.v.) of den „tuinslang
in de hand van den tuinmanin practijk te brengen. Vóór alles
is dan noodig, dat vuur wordt gebracht op een bepaald doel of
zelfs op een bepaalde terreinstrook, waarin een doel wordt veronder
steld, desnoods strooivuur, en ten koste van veel munitie, maar
vóór alles spoedig!
354