Indien nu Kartodikromo of Wongsopawiro niet met een huishoud
ster, doch eerzaam en eenzaam leeft, heeft deze bemoeienis nog
reden van bestaan, hoewel ik toch wel eens graag zou willen weten,
öf, en zoo ja, na hoeveel jaren en tot welk een bedrag de brave
ouders, broers of schoonbroers, ergens in Solo of op Kedong-Kebo
van de ruime nalatenschap van wijlen den overledene zullen genie
ten. Practisch zal de geschiedenis wel veradministreerd worden
en bij het herhaald ter tafel brengen tenslotte onder de tafel
belanden.
Doch de zaak staat anders, indien de overledene in concubinaat
heeft geleefd misschien jaren en jaren lang. Dan worden de
goederen van den man, het bed, de schamele bezittingen, de kist
en de koffer meedoogenloos bij elkaar gebracht en op publieke
vendutie voor enkele dubbeltjes en kwartjes aan de kameraden
verkocht. Het totaal „montant" der verdutie, de nog te ontvangen
soldij en vivres indemniteit, 's mans „preciosa", het wordt alles
behoorlijk geboekt en verantwoord en in de veradministreerende
handen van Wees- en Boedelkamer gesteld. En Sarinah of Minab
staat in den volstrekten zin des woords op de straatsteenen buiten
de tangsi, zonder een cent en zonder een stukje van de vroeger
gezamenlijke bezittingen, vermits Kartodikromo of Wongsopawiro-
vermoedelijk wel geen testament zal hebben achtergelaten. EnMinah
en Sarinah moeten maar zien, hoe zij zich redden.
Vraagwaarom worden die enkele dubbeljes en schamele bezit
tingen toch niet aan 's mans huishoudster gelaten, vooral indien het
kleine bedragen betreft (bijvoorbeeld 50.— of minder), 't Is natuurlijk
volgens ons westersch, burgerlijk recht buitengewoon in orde. Maar
practisch en ook ethisch lijkt het nergens op. Vooral, omdat de
zekerheid bestaat, dat 's mans officieele nabestaanden zou zijn zon
dige liefde hem niet nader „bestaan" hebben öf niet öf een zeer
gedecimeerd bedrag van de nalatenschap zullen toucheeren.
Asymptoot.
352